Hoe help je een depressieve vriend?

  •  
22-12-2019
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
576 keer bekeken
  •  
Jorinde van Os

Jorinde van Os

© Pauw

Een nieuwe campagne moet depressie bespreekbaar maken. Maar hoe spreek je een depressieve vriend aan?


In De Depressie Kennistest kwam dit jaar de vraag voorbij: wat moet je níet doen bij iemand met een depressie?


Advies geven, luidde het antwoord van een panel van BN’ers die allemaal ervaringsdeskundig waren op het gebied van depressies. Géén zinnetjes als: kijk eens hoe mooi de wereld is. Depressieve mensen voelen zich alleen maar schuldig na zo’n uitspraak, omdat zij dat nou niet zíen. Zanger Lucky Fonz III: ‘Dat is nou net het probleem, dat je niet kan zien hoe mooi de wereld is. Je zegt ook niet tegen iemand met een gebroken been: “Ah joh, je moet gewoon even een sprintje trekken!” Dat is het probleem: je spreekt iemand aan op de vaardigheden die hij nou net op dat moment mist.’


Wandeling


Hoe moet het dan? ‘Als je depressie als ziekte ziet, handel je altijd juist’, aldus comedian Vera van Zelm in het programma. ‘Wat zou je doen voor een vriend die ziek is? De afwas. Boodschappen. Troosten. Zeggen: “Ah, wat shit zeg!” Empathie.’ Voormalig olympisch schaatser Stefan Groothuis:  ‘Meenemen helpt. Het klinkt heel belerend als iemand zegt hoe mooi de wereld is. Maar als iemand zegt: “Kom, zullen we naar buiten gaan om een wandeling te maken”  – dat zou veel meer helpen.’ Empathie. Práát erover. De campagne ‘Hey! Het is oké, maak depressie bespreekbaar!’ gaat daar ook over.

Het campagnefilmpje voor Hey! Het is oké, maak depressie bespreekbaar!

 

Het filmpje is gemaakt in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid. Het probleem in Nederland is groot: volgens het ministerie krijgt één op de vijf mensen te maken met angstsyndromen, en één op de twintig een depressie. Staatssecretaris Paul Blokhuis in Pauw: ‘We willen mensen in de omgeving aanspreken de juiste vragen te stellen. Het is heel herkenbaar om “alles goed?” in het voorbijgaan te vragen. Maar de vraag moet zijn: “Hoe gáát het met je?”’

Paul Blokhuis in Pauw


De oproep aan de omgeving komt niet voor niets. De wachtlijsten bij de GGZ zijn lang en een depressie houdt daar natuurlijk geen rekening mee. In Pauw spreekt Jorinde van Os, zij heeft last van angst- en paniekaanvallen en depressie. ‘Ik herkende de klachten doordat ik niet meer sliep, echt nachtenlang niet. En dan in één keer twintig uur. Ik was heel erg somber, dat hield aan, als een kater die niet meer overging. Ik ging er fysiek heel erg op achteruit. Ik werd heel emotioneel, concentratie was er eigenlijk niet. Het functioneren op mijn werk ging achteruit. Daardoor wist ik dat er iets niet goed was.’

 

Ook zij sprak een vriendin aan. ‘Eigenlijk probeerde ze met mij te sparren’, aldus vriendin Joanne Sopamena. ‘Ze wilde weten wat er met haar aan de hand was, ik zag ook wel dat het niet goed met haar ging.’ Via de huisarts kwam ze bij de GGZ terecht, maar: wachtlijsten. Van Os vluchtte weg, uit Nederland, helemaal naar de andere kant van de wereld, en daarna naar Tsjechië, in de hoop iets te vinden. ‘Het ging maar door. Totdat ik een telefoontje kreeg dat ik bij de GGZ terechtkon.’

De Depressie Kennistest (2019)


Door wachttijd borrelt wel de vraag op: wat moet je intussen doen? Wat moet de omgeving doen? Robert Schoevers, hoogleraar psychiatrie van het UMCG, legt in De Depressie Kennistest uit: ‘Voordat je met psychotherapie of andere behandelingen begint, kan je wel wat doen. Je kunt bijvoorbeeld kijken of je iets kunt doen aan de problemen die de aanleiding hebben gevormd dat je je zo ellendig voelt. Als het gaat over werk, kun je het minderen. Als er conflicten zijn, kun je proberen daarmee aan het werk te gaan. Ondertussen moet je ook proberen om goed voor jezelf te zorgen. Op tijd naar bed, probeer niet de volgende dag tot één uur in bed te blijven liggen, zorg dat je niet veel gaat drinken. En zorg voor mensen om je heen. Dat je die hebt of houdt. Zorg dat je steun zoekt. Hele gewone dingen kunnen helpen om langzamerhand weer een beetje aan de gang te komen; eigenlijk is dat ook waar de huisarts met je naar kijkt.’


Uiteindelijk duurde het anderhalf jaar totdat Van Os de persoon vond die haar kon helpen – het moet immers ook emotioneel klikken, die zoektocht kost ook tijd. Tot die tijd was vriendin Joanne een belangrijke steun. ‘Niemand snapt echt wat je voelt, dat brengt je wel in een isolement. Maar bij Joanne had ik altijd wel het idee dat zij mij begreep, ook al had zij niet die gevoelens.’

Delen:

Praat mee

Heb je een vraag, suggestie of wil je gewoon iets kwijt? Dat kan hier. Lees onze spelregels.

avatar