"Ik ben als kind jarenlang geslagen. Tot bloedens toe.’’ Hameeda Lakho (51), geboren in Pakistan en opgegroeid in Nederland, vertelt het rustig. ,,Mijn vader en stiefmoeder sloegen met alles wat je maar kunt bedenken. Verschrikkelijk. Maar het ergste was misschien wel het feit dat ik niet gezien of gehoord werd. Want een bloedneus gaat wel weer over. De geestelijke schade van continue vernedering en terreur draag je je leven lang met je mee."
Lakho is vier jaar als ze met haar moeder en twee oudere zussen en een babyzusje naar Nederland komt. Haar vader woont hier dan al enige tijd. De gezinshereniging mondt uit in een drama. ,,Mijn vader bleek een Nederlandse vriendin te hebben, met wie hij ook een zoontje had gekregen. Vanaf het allereerste moment in Nederland sloeg hij mijn moeder, en ons. Hij was altijd zo boos.’’
De nachtmerrie is compleet als haar vader drie maanden na de hereniging vertelt dat haar moeder met de baby zijn omgekomen bij een ongeluk. In werkelijkheid heeft hij haar teruggestuurd naar Pakistan, maar daar komen de achtergebleven zusjes pas dertig jaar later achter.
,,Zo verloren waren we. Zo alleen. In het begin troostten we elkaar nog, keken we samen naar het fotootje van mijn moeder. Het was het enige dat we nog van haar hadden. Al haar andere spullen moesten we wegdoen van mijn vader en stiefmoeder. Uiteindelijk ook het fotootje. Ze liet het ons verscheuren, in de wc gooien en doortrekken. We mochten nooit meer over haar praten.’’
De steun die de zusjes bij elkaar hebben verdwijnt beetje bij beetje. ,,We werden tegen elkaar uitgespeeld door mijn vader en stiefmoeder. We gingen over elkaar klikken. We wilden zo graag een beetje liefde van mijn vader. Niet dat we die ooit kregen.’’
Intussen neemt het geweld tegen de kinderen toe. De meisjes worden geslagen met stokken, kettingen, riemen, alles wat maar voor handen is. ,,Nee, niet alleen door mijn vader. Mijn stiefmoeder kon er ook wat van’’, zegt ze met een schamper lachje. ,,Bloedneuzen, blauwe plekken, striemen op mijn rug. Haren trekken, schoppen en slaan, ook als je al op de grond lag. Vreselijk als je dat overkomt, maar ook om te zien hoe ze mijn zussen mishandelden. ‘’
Lakho klapt als klein meisje al helemaal dicht. ,,Ik begon ontzettend te stotteren, kon geen woord meer uitbrengen als mijn stiefmoeder in de buurt was. En eten was een ramp. Dat lukte nauwelijks. Ik gaf veel over.’’ Een bekend verschijnsel bij kinderen die iets dergelijks overkomt, legt ze uit. ,,Het lichaam reageert gewoon, protesteert.’’
Het gezin raakt steeds meer geïsoleerd. Spelen na school is verboden, naar feestjes mogen de meisjes niet. ,,Ik rende uit school naar huis om maar op tijd te zijn. Als dat niet zo was, zwaaide er wat. We zetten geen stap meer zonder toestemming, we hadden geen enkel zelfvertrouwen, een dramatisch laag zelfbeeld. Logisch als je dag in dag uit te horen krijgt dat je niets kunt, dat je vies bent, een hoer. Ik wist niet eens wat dat woord betekende, daar kwam ik later pas achter.’’
Hoe verstikkend de sfeer letterlijk en figuurlijk thuis is, is aan de buitenkant haast niet te zien. De meisjes dragen keurige jurkjes, studeren veel en zijn zeer gezeglijk, dienstbaar. ,,Als we bij familie op visite gingen – dat gebeurde sporadisch – viel wel op dat we ons anders gedroegen dan de normale kinderen. We durfden niets uit onszelf te doen, stonden altijd op een rijtje naast elkaar te wachten op goedkeuring, op een commando van mijn vader. Pas dan durfden we te bewegen. Resultaat van goede, strenge opvoeding, noemde mijn vader dat.’’
Omdat Lakho van nature een open kind is, lukt het haar om op de lagere school aan de lerares over de thuissituatie te vertellen. ,,Die stond met haar oren te klapperen en liet mijn ouders op school komen. Zij ontkenden alles. Thuis brak de hel los. Ik kreeg alle hoeken van de kamer te zien, werd meteen van school gehaald. Ik was zo teleurgesteld in die lerares. Ik vertrouwde haar.’’
Ze gaat naar een nieuwe school, waar hetzelfde gebeurt. Dit patroon herhaalt zich, tot vier keer toe. Lakho begint weg te lopen van huis en komt op een avond bij familie van haar stiefmoeder terecht. ,,Ik was doorweekt van de regen. Mijn tante trok mijn kleren uit om ze te drogen en zag toen de striemen op mijn rug. Ze kon niet geloven wat ze zag en belde onmiddellijk de politie. Ze wilde niet dat ik nog terug ging naar huis. Maar de politie zei dat ze strafbaar zou zijn als ze me bij zich zou houden, aangezien ik minderjarig was en er geen bewijs was van mishandeling.’’
‘Mishandeling in je jeugd, draag je je leven lang mee’
Het is tekenend hoe met kindermishandeling wordt omgegaan in Nederland, zegt ze. ,,Er wordt in hokjes gedacht, in regeltjes, in procedures. Politie, huisarts, hulpverleners, docenten, familie, buren. Er waren heel veel mensen op de hoogte van onze situatie, maar niemand pakte door, greep echt in. Mijn verhaal is in dat opzicht niet uniek. Er wordt helaas heel vaak niet echt naar het kind geluisterd en gekeken. Ook nu nog, veertig jaar later.’’
Lakho is dertien jaar als ze voor de vijfde keer wegloopt. Ze gaat naar de politie en doet daar haar verhaal. Een rechercheur brengt haar naar huis en gaat mee naar binnen om de toestand te bespreken. ,,Zaten we daar, met z’n allen aan tafel. Ik was zelfs een beetje overmoedig. Ik wist zo zeker dat die rechercheur mij daar niet zou achter laten, me weer mee zou nemen. Ik vertelde opnieuw het verhaal. Die politieman vroeg aan mijn zusjes of het waar was. Je raadt het al; zij ontkenden alles. Doodsbang waren ze natuurlijk.’’
De paniek die ze voelde, de ontreddering, de woede kan ze nog zo terughalen. ,,Die rechercheur vertrok. Zonder mij. Mijn vader heeft me twee weken opgesloten in mijn kamer. Ik kreeg alleen maar water en brood. Toen ik eindelijk eruit mocht was hij nog steeds razend. Ik ben nog nooit zo geslagen en uitgescholden. Nadat hij mij tot bloedens toe had geslagen en op de grond liet liggen toen hij vertrok, is het mij uiteindelijk gelukt om te ontsnappen. Ik heb ik me via een raampje op het balkon van de galerij laten vallen. Buren hebben me daar gewond gevonden en naar het politiebureau gebracht. Eindelijk bewijs. Omdat er geen opvangplaats was heb ik dagen in een politiecel gelegen. Omgekeerde wereld. Zo voelde ik dat. Alsof ik de misdadiger was.’’
‘Ik was zo eenzaam en alleen in het kindertehuis’
Haar jeugd in het kindertehuis noemt ze de zwartste periode van haar leven. ,,Oké, het was veilig. Maar ik voelde mij zo ontzettend alleen, zo eenzaam. Ik heb jarenlang geen contact gehad met mijn familie en vooral mijn zussen. Dat wilde ik ook niet, vanwege het verraad. Ik was vooral boos, op alles, op iedereen, op de hele wereld.’’
Met vallen en opstaan weet ze haar school af te ronden en volgt studies in de richting journalistiek en vervolgens een opleiding tot coaching en counseling. Pas als ze 27 jaar is, en zelf een dochtertje krijgt, merkt ze hoe zwaar haar jeugd is geweest. Ze durft voor het eerst openlijk te praten over wat haar is overkomen tijdens haar jeugdjaren. Op haar 33e ontdekt ze met haar zussen dat haar moeder nog leeft. Haar vader heeft al die jaren contact gehouden met haar moeder en haar in de waan gelaten dat het goed ging met de meisjes, en dat ze haar op een dag zouden komen opzoeken in Pakistan. ,,Maar we kwamen nooit. Iedere keer had mijn vader weer een andere smoes bedacht.’’
Ze weet nog dat haar moeder aankwam op Schiphol. ,,Ze keek alleen maar naar mijn jongste dochtertje die toen vier jaar was, precies zo oud als ik toen ik mijn moeder voor het laatst zag.’’ Tien jaar zal haar moeder nog in Nederland wonen. Lakho noemt het een bijzondere maar ook moeilijke tijd. ,,We zijn niet met elkaar opgegroeid. Dat is zo bepalend, het verliep zeer stroef en moeizaam.’’
‘Leun niet achterover als je ziet dat er iets mis is met een kind’
Volwassenen die in hun jeugd zijn mishandeld is de doelgroep waar Lakho zich met haar in 2005 opgerichte Stichting Geheim Geweld voor inzet. ,,Lotgenotencontact en ervaringen delen, slachtoffers helpen de lange-termijn-gevolgen en hun ervaringen bespreekbaar te maken door gespreksgroepen, cursussen en themadagen. Ook vertel ik hulpverleners over de impact van kindermishandeling op het leven van volwassenen. Mensen zeggen wel eens: ‘Het is zo lang geleden. Moet je daar nu altijd maar mee bezig blijven?’ Dan zeg ik: ‘Ja, dit is mijn pad.’ Ik kan misschien voor sommigen wel het verschil maken. Iedereen kan trouwens voor een ander net het verschil maken, ieder op zijn eigen manier. Of je nou hulpverlener, docent, buurman of familie bent. Begin gewoon met goed luisteren naar kinderen. Goed kijken. En zie je dat er iets mis is. Leun dan niet achterover, maar durf die volgende stap te zetten. Die bewustwording, daar maak ik me sterk voor.’’