De Tweede Kamerleden Van der Sande (VVD) en Verbeet (PvdA) stellen vragen over de mogelijke risico’s van het gebruik van rubbergranulaat van oude autobanden in kunstgrasvelden. Dit naar aanleiding van onder andere onderzoeken in Italië en Zweden en een TUV-rapport uit Duitsland over huidcontact met rubber.
Onderzoek naar de milieu- en gezondheidsrisico’s van SBR rubbergranulaat.
Ten aanzien van het uitlekken van zink stelt Intron dat er te veel vrijkomt, maar dat het onder de officiële milieunormen blijft. Het uitlekken is echter alleen onderzocht op een veld dat er pas één jaar lag, dus beveelt Intron aan het in de toekomst te blijven monitoren.
Briefrapport, ondertekend door J.M. Roels, Hoofd Stoffen Expertise Centrum.
De brief is opgesteld naar aanleiding van de kamervragen van Van der Sande en Verbeet van 21 november 2005.
Het RIVM stelt dat er milieurisico's zijn voor het oppervlaktewater, omdat de MTR-waardes (Maximaal Toelaatbaar Risico) worden overschreden.
'Het RIVM komt tot de conclusie dat voor een drietal stoffen de MTR-waarde voor oppervlaktewater wordt overschreden, als gevolg van uitloging van die stoffen uit het rubbergranulaat naar het omliggende oppervlaktewater. Voor 4-t-octylfenol is de overschrijding een factor 6, en voor de metalen koper en zink een factor van respectievelijk 14 en 25. Voor de som PAK's geldt eveneens een MTR overschrijding met een factor 2. Bij genoemde overschrijdingen zijn nadelige effecten op de in het water levende organismen niet uit te sluiten. De conclusies uit het RIVM onderzoek komen overeen met de resultaten van een vergelijkbare studie uit Noorwegen (NIVA, 2005). Ook bij een toetsing aan de normen in het bouwstoffenbesluit (Hofstra, 2006) wordt voor zink een overschrijding van de norm vastgesteld.'
En daarom stelt het RIVM:
'Gezien de voorlopige resultaten van dit onderzoek lijkt het aan te bevelen om het drainagewater niet direct (ongezuiverd) op het oppervlaktewater te lozen.'
Brief ondertekend door de directeur Milieurisico's en Externe Veiligheid (de heer Woittiez) waarin onder andere kritiek wordt geuit op het Industox-onderzoek naar gezondheidsrisico's.
Ten aanzien van het Intron-onderzoek naar zink uitloging wordt gesteld dat Intron verkeerde aannames heeft gedaan:
'Uit het INTRON onderzoek komt zink als meest kritische component naar voren. Ten
gevolge van veroudering van het materiaal neemt de emissie van zink toe in de tijd.
De aannames met betrekking tot eigenschappen van het materiaal bepalen in
belangrijke mate de milieubelasting en milieurisico’s ten aanzien van zink. INTRON
nam vooraleerst aan dat er geen directe afvloeiing via het drainagewater van zink naar het oppervlaktewater plaats zou vinden en het oppervlaktewater dus niet belast zou worden met uit het rubbergranulaat geloogd zink. Het RIVM heeft echter aannemelijk gemaakt dat vele kunstgrasvelden, vooral op kleigronden in het westen van ons land, een directe afvloeiing kennen naar het oppervlaktewater.'
Brief van dezelfde directeur waarbij het rapport over zinkuitloging van A.J. Verschoor wordt aangeboden. (Dit rapport werd op 12-03-2007 publiek gemaakt.)
De directeur stelt hierin dat de kritiek die het RIVM had op de onderzoeksmethoden van Intron zijn genegeerd.
'Het RIVM heeft zitting gehad in de Technische Commissie Rubbergranulaat (TC-infill)
en heeft in die rol het onderzoek van INTRON naar o.a. de milieurisico’s van rubbergranulaat gevolgd en van raadgevingen voorzien. Het RIVM heeft onder andere kritiek geuit op de aanname dat emissie van zink uit rubbergranulaat op dezelfde manier berekend kan worden als de emissie van zink uit bouwstoffen. Meetgegevens wijzen er op dat dit pertinent onjuist is. Veroudering of verwering van rubber heeft grote invloed op de emissie en daardoor gaat de analogie met bouwstoffen niet op. In overleg met VROM heeft het RIVM aangeboden dit met leden van de TC-infill nader uit te werken. Op dit aanbod is niet ingegaan omdat voorkeur werd gegeven aan een snelle afronding van de rapportage, wel is aangegeven dat de veroudering van het materiaal in een vervolg onderzoek nader dient te worden uitgewerkt.'
Gesteld wordt dat een ambtenaar van VROM op 13-02 heeft 'gedreigd' met het afkondigen van een 'stand still' voor het gebruik van rubbergranulaat.
Er wordt op gewezen dat er op 9 maart 2007 door VROM (mede namens VWS en V&W) een definitief standpunt zal worden ingenomen. Gesteld wordt dat de nieuwe minister of staatssecretaris op dat moment verantwoordelijk zal zijn.
(Pieter van Geel was tot op dat moment staatssecretaris van milieu, op 22 februari 2007 werd een nieuw kabinet geïnstalleerd, waarbij Jacqueline Cramer minister van VROM werd, met in haar takenpakket ook milieu.)
Iemand van de VACO betoogt dat bij een 'stand still' de doelstellingen van het Besluit Beheer Autobanden niet meer zullen worden behaald. In het Besluit Beheer Autobanden is de inzameling en verwerking van oude autobanden geregeld.
Ook zal er dan door de branche geen verder onderzoek naar de mogelijke milieuschade van rubbergranulaat worden gedaan.
Een ambtenaar van VROM stelt dat er in de toekomst voor eigenaren van kunstgrasvelden wellicht een WVO-vergunning (vergunning om te mogen lozen op oppervlaktewater) nodig zal zijn.
RecyBem reageert officieel op het mogelijke voornemen tot een 'stand still'. Zij stelt dat, mocht blijken dat er toch vervuiling optreedt, er nog tijd genoeg is om nader onderzoek te doen en schade te voorkomen.
'De bandbreedte van de conclusies (3 tot 20 jaar) laat duidelijk zien dat er geen sprake is van onomstotelijk aantoonbare acute milieurisico’s.
In het worstcase scenario wordt drie jaar na aanleg de beleidsnorm voor zinkuitloging uit bouwstoffen overschreden. Aangezien er binnen 1 jaar nieuwe resultaten van ons vervolgonderzoek mogen worden verwacht is er daarna nog 2 jaar de tijd om maatregelen te nemen om overschrijding van normen voor zinkuitloging te voorkomen
.'
Volgens RecyBem zal stopzetting van het gebruik van rubbergranulaat tot een grote economische schade leiden.
'Een negatief advies van VROM voor het gebruiken van rubbergranulaat van autobanden in nieuw aan te leggen velden zal een economische schade van ongeveer € 21 mln, per jaar veroorzaken welke zowel de gemeenten, sportverenigingen, kunstgrasproducenten, aannemers als de bandenrecyclingsector zal treffen (zie bijlage voor berekening).'
[Bijlage is hier niet bijgevoegd.]
Ook wordt er in deze brief op gewezen dat de doelstellingen van het Besluit Beheer Autobanden in gevaar zullen komen.
De schrijver van de nota wijst er op dat de betrokken partijen geen onderzoek vooraf hebben gepleegd bij het gebruik van rubbergranulaat, en men is er ook niet tijdelijk mee gestopt toen er twijfels waren ontstaan.
'De diverse stakeholders (sportkoepels, rubberindustrie en leveranciers van sportvelden) hebben blijk gegeven deze verantwoordelijkheid ook te nemen door onderzoek te starten naar de mogelijke milieu- en gezondheidsrisico's. Aan de andere kant hebben deze stakeholders verzuimd om voorafgaand aan deze toepassing van het rubbergranulaat de mogelijke emissies naar het milieu vast te stellen en bijvoorbeeld op basis van de zorgplicht (als
vastgelegd in de Wet bodembescherming) emissiebeperkende maatregelen te nemen.
Ook hebben de stakeholders lopende het onderzoek geen "stand-still" in acht genomen en is doorgegaan met de aanleg van nieuwe kunstgrasvelden.'
Voorgesteld wordt dat er geen negatief advies voor rubbergranulaat hoeft te komen als de 'stakeholders' kunnen aantonen dat door te nemen maatregelen de risico's verwaarloosbaar worden.
'Gegarandeerd dient te worden dat de emissie naar het milieu van vooral zink en eventueel andere stoffen voorkómen wordt of binnen aanvaardbare normen blijft. Er zijn verschillende mogelijkheden om de zinkemissies naar het milieu te beperken bijvoorbeeld door het drainagewater niet meer op het oppervlaktewater te lozen.'
In dit onderzoek wordt geconstateerd dat de hoeveelheden zink die uitlekken te hoog zijn en een gevaar kunnen vormen voor bodemgesteldheid, grondwater en oppervlaktewater. Nader onderzoek wordt aanbevolen.
Onder andere staat in dit rapport:
'Het betekent ook dat de emissie van zink uit rubbergranulaat lokaal ongeveer tot twintig keer zo hoog is als de emissie van zink uit mest en bestrijdingsmiddelen in de landbouw.'
Concept
van de brief
die minister Cramer op 23-04-2007 zal versturen naar de betrokken partijen. De brief is eender aan het concept.
De minister wijst op de gevaren voor vervuiling van oppervlaktewater:
'Naast eventuele milieurisico's van zink kunnen zich ook risico's voordoen met 4-t-octylphenol, koper en PAK's.'
De minister stelt dat uiteindelijk de eigenaar van een sportveld (de gemeente of sportclub) verantwoordelijk is voor mogelijke milieuschade. Ze suggereert dat de eigenaar aan de aanlegger of leverancier om garanties op dit punt kan vragen.
Verder stelt ze:
'Bij lozingen van drainagewater dat als gevolg van een activiteit (zoals het toepassen van rubbergranulaat op voetbalvelden) verontreinigende stoffen bevat is, afhankelijk van de plaats waar geloosd wordt de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet bodembescherming of de Wet milieubeheer relevant. Bevoegd gezag voor de lozing is in geval van directe lozing in het oppervlaktewater de waterkwaliteitsbeheerder, in overige gevallen de gemeente.'
Aan de branche wordt gevraagd om per 1 juli 2007 aan te kondigen welke maatregelen men gaat nemen om iets aan de milieurisico's te doen.
Aan het eind van de brief herhaalt de minister nogmaals dat het 'bevoegd gezag' moet kijken of er maatregelen ter bescherming van het milieu moeten worden genomen. Daarnaast moet de rijksoverheid kijken of er algemene regels moeten komen voor het lozen van het drainagewater.
'Daar waar aanleg van een nieuw veld is voorzien verdient het aanbeveling om in overleg met het bevoegd gezag (gemeente of waterkwaliteitsbeheerder) te bezien of er vanwege de milieurisico's noodzaak is tot het treffen van maatregelen. Van rijkswege wordt bezien of aan het lozen van drainagewater naast de zorgplicht concrete voorschriften moeten worden gesteld in algemene regelgeving.'
Conclusie: De uitloging van zink naar de bodem en grondwater kan op lange termijn (60 tot 100) jaar een risico vormen. Maar aangezien de meeste velden maximaal 10 tot 15 jaar liggen, is dit geen probleem. Gesuggereerd wordt dat het zink wordt vastgehouden in de onderlagen (een laag lava en een laag drainagezand).
De opsteller van de nota stelt wat betreft de tweede vraag van Van der Ham:
'Op uw oproep aan de branche is maar zeer beperkt gereageerd. Veel partijen hebben nadat bekend werd dat er geen sprake is van gezondheidseffecten bij de sporters hun interesse verloren. De producenten van het strooisel reageerden wel, zij het zeer bescheiden en niet echt pro-actief. Na stimulatie door ons er enige beweging gekomen.'
Op vraag 1 antwoordt ze dat uit onderzoek is gebleken dat er geen gezondheidsrisico's zijn. Wat betreft de milieurisico's wijst ze op onderzoek van Intron waaruit is gebleken dat er mogelijk risico's zijn voor 'belasting van de bodem'.
'Het gaat om een risico op geringe toename van het zinkgehalte van de onderlaag. De geldende normen worden volgens het onderzoek echter pas na 60 jaar overschreden terwijl een aangelegd kunstgrasveld systeem een veel kortere levensduur heeft. Momenteel vindt in opdracht van de leverancier aanvullend onderzoek plaats om meer zekerheid over die termijn van 60 jaar te krijgen. Met de leverancier van het rubberstrooisel maken we vervolgens afspraken om de risico's voor de onderlaag aanvaardbaar laag te houden. Ik heb er vertrouwen in dat dit lukt.'
[N.B.: Het gaat vanaf hier plotseling helemaal niet meer over het oppervlaktewater, maar alleen over de bodem. En kennelijk bedoelt de minister met 'de leverancier' de brancheorganisatie (VACO of RecyBem), want er zijn natuurlijk meerdere leveranciers.]
Op vraag 2 antwoordt de minister dat zij nog niet helemaal tevreden is met de maatregelen die de branche heeft genomen, maar in overleg wordt nieuw onderzoek gedaan en ook daar heeft zij vertrouwen in.
Het uitgangspunt is volgens de richtlijn als volgt:
'toepassing van SBR mag niet leiden tot verontreiniging van de bodem, het grondwater en het
oppervlaktewater onder en rondom het kunstgrasveld gedurende 30 jaar'.
De belangrijkste maatregel om te voorkomen dat er zink in bodem of water komt is het aanbrengen van een onderlaag
: 'onderlagen van zand en lava met een gezamenlijke
minimale laagdikte van 40 cm met een drainage onderin de onderlaag'.
Gesteld wordt dat er maximaal 15 kilo rubbergranulaat per vierkante meter mag worden toegepast.
Gesteld wordt dat geen rubbergranulaat in de onderbouw mag worden gebruikt (kennelijk wordt bedoeld: in combinatie met gebruik van rubbergranulaat óp het veld; over een zorgplicht bij velden waar wel rubbergranulaat in de onderbouw wordt gebruikt en niét er op, wordt niets gezegd).
Monitoring van de zinkwaardes, zoals is afgesproken met het ministerie van VROM en het RIVM. Weergave van de metingen verricht in 2008. Volgens de onderzoekers blijken de waardes van zink in het drainagewater laag.
Nader onderzoek naar de eerder gedane suggestie dat lava en drainagezand het zink vasthouden. Gesteld wordt dat dit (na onderzoek in laboratorium setting) inderdaad zo is.
Wel wordt gesteld dat het zaak is om na 30 jaar de adsorptiecapaciteit van de onderlagen te controleren, omdat die om allerlei redenen verminderd kan zijn.
1. Gaat over het Industox urine onderzoek, of dat wel afdoende is.
2. Van der Ham zegt dat het RIVM stelt dat de zinkuitloging 20 keer zo groot is als in de landbouw. Noopt dat niet tot nader onderzoek?
3. Moet het onderzoek naar uitloging op de lange termijn (dat nu gedaan wordt door Intron en gefinanciëerd door VACO) niet 'onpartijdig' worden gefinanciëerd?
4. Wat komt er terecht van de belofte van de branche dat er mogelijkheden komen voor hergebruik van het rubbergranulaat?
5. Moet er geen nulmeting verplicht worden gesteld als een kunstgrasveld wordt aangelegd, zodat kan worden vastgesteld of er al dan niet bodemverontreiniging plaats vindt?
(Antwoorden 1 en 4 zijn niet relevant aangaande de milieurisico’s.)
2.
'Ja, ik ben bekend met het genoemde RIVM-rapport en met het feit dat de zink-emissie uit rubbergranulaat relatief hoog is vergeleken met die van mest en bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Het zink dat uit het rubbergranulaat komt, bereikt echter niet de bodem, zoals bij de landbouw, maar blijft gebonden in het kunstgrasveldsysteem als geheel, bestaande uit het kunstgras en de onderliggende lagen. De zink-emissie uit dat systeem is derhalve nihil, mits de onderlagen tijdig worden vervangen. Er zijn geen metingen die zink-emissie naar de bodem laten zien. Verder onafhankelijk onderzoek acht ik niet nodig.'
3.
'Op mijn verzoek is het RIVM betrokken geweest bij de begeleiding van de «intron-rapporten» die in opdracht van VACO zijn uitgevoerd. Op deze manier acht ik het voldoende gewaarborgd dat het onderzoek wetenschappelijk valide en beleidsmatig bruikbaar is.'
5.
'In mijn brief van april 2007 aan de Tweede Kamer met nummer: 2007031245 heb ik aangegeven dat de eigenaar verantwoordelijk is voor eventuele milieuschade. De eigenaar kanvan het bedrijfsleven garanties vragen. Een nulmeting kan onderdeel uitmaken uit van de afspraken tussen eigenaar en bedrijfsleven.'
'De resultaten van de gehaltes zink in drainagewater komen overeen met de data uit het vorige onderzoek. Er is geen sprake van een toename van het gehalte zink in het drainagewater ten opzichte van het voorgaande jaar en ten opzichte van de regenwaterkwaliteit.
Het lage gehalte zink dat wordt gemeten in het drainagewater van de velden is in overeenstemming met de berekende uitloging uit een kunstgrassysteem inclusief onderlagen op basis van de laboratoriumproeven.'
Uit dit onderzoek blijkt volgens SGS Intron dat ‘
er geen verdere toename in zink uitloging optreedt door veroudering. De uitloging van zink uit het rubbergranulaat blijft constant ook na 10 jaar veroudering in het veld.’
Ook wordt gesteld dat de adsorptie van zink aan het zand nog beter is dan eerder berekend.
‘De zinkadsorptiecoëfficiënten van de lava en het zand in de onderlagen zijn gemiddeld genomen nog hoger dan op grond van het vorige modelonderzoek zijn berekend.’
Nader onderzoek naar de zink uitloging. Conclusies: de uitloging is niet te hoog; wat er wel aan zink uitkomt blijft in de lava en het zand zitten; zowel de rubber korrels, als de lava, als het zand zijn herbruikbaar.
Opvallend is dat in dit onderzoek ook twee velden met rubbergranulaat in de onderlaag zijn meegenomen. Maar ook bij deze velden is de uitloging volgens Intron gering.
'Het verschil tussen de zinkuitloging van de lava/rubber en de lava is opmerkelijk klein. De zinkuitloging uit de lava kan afkomstig zijn van rubbergranulaat in de lavalaag (veld A en B) of van geadsorbeerd zink vanuit de uitloging van het instrooirubber (alle velden).
Uit de visuele beoordeling van het lava/rubber mengsel tijdens de monsterneming blijkt dat er in de onderzochte laag lava/rubber slechts geringe hoeveelheden rubber zijn toegepast. Er zijn geen exacte gegevens beschikbaar van de oorspronkelijke mix verhoudingen van lava/rubber die bij de aanleg van het kunstgrasveld zijn toegepast.'
Opvallend: Hier wordt de norm van maximaal 15 kilo SBR per vierkante meter niet meer genoemd.
Verwezen wordt naar alle Intron-rapporten waaruit blijkt dat bij gebruik van een onderlaag de zinkuitloging gering is. In verwijzing naar de eerdere zorgplichtpublicatie wordt gesteld:
'Als u deze richtlijnen volgt bent u er zeker van dat uw kunstgrassysteem veilig is voor het milieu en dat u voldoet aan het zorgplicht beginsel.'
VACO en RecyBem stellen aan staatssecretaris Dijksma voor om een certificeringssysteem in het leven te roepen.
'Sinds 2006 heeft de branche diverse onafhankelijke onderzoeken laten doen naar eventuele milieu- en gezondheidsaspecten van het gebruik van rubbergranulaat. Daaruit bleek steeds dat er naar de stand van de kennis geen gezondheids- en milieurisico's zijn. Ook heeft de branche een zogeheten zorgplichtdocument ontwikkeld om zaken te borgen. Dit zorgplichtdocument is door de Nederlandse overheid (BodemPlus) stand der techniek voor de aanleg van kunstgrasvelden met autobandengranulaat verklaard. De controle op het werken volgens de zorgplicht lag tot heden bij de andere partijen in de kunstgrasketen: de opdrachtgevers (veelal gemeenten) en de aannemers die velden bouwen.
Wij stellen nu voor samen met u en andere stakeholders een sluitend controle- en certificeringssysteem te ontwikkelen voor het borgen van de relevante milieu- en
gezondheidsaspecten. Onderdeel hiervan is wat ons betreft in ieder geval een op daadwerkelijke gezondheidsrisico’s gebaseerde, eenduidige norm voor carcinogene PAKs. Voor de borging van de milieuaspecten is het voorkomen van uitloging van zware metalen naar de bodem en oppervlaktewater ook onderdeel van de voorgestelde certificering. Tevens adviseren we het beheer en onderhoud van velden op te nemen in het systeem om zodoende verspreiding van granulaat in de omgeving te voorkomen.'
In dit rapport, dat eigenlijk over de gezondheidsrisico's gaat, wijst het RIVM er nogmaals op dat de zinkuitloging een milieuprobleem kan zijn.
'Zink en PCB’s in rubbergranulaat overschrijden weliswaar een of meerdere normen, maar zijn niet meegenomen in de verdere beoordeling van het gezondheidsrisico (zie hoofdstuk 5). De uitloging van zink naar water ligt boven de norm van het bouwstoffenbesluit, die gebaseerd is op effecten voor het milieu. Voor zink betekent deze overschrijding dat er een milieurisico zou kunnen zijn.'
Daarnaast zijn er volgens het RIVM nog meer voor het milieu zorgwekkende stoffen, die in het kader van dit onderzoek niet nader zijn onderzocht
.
'Vervolgens is gekeken welke van deze stoffen op de lijst met ‘Zeer Zorgwekkende Stoffen’ (ZZS) voorkomen. De stoffen op de ZZS-lijst zijn gevaarlijk voor mens en/of milieu doordat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting verstoren of zich in de voedselketen ophopen. De stoffen op de ZZS-lijst die alleen zorgwekkend zijn voor het milieu, zijn niet meegenomen.'
In dit persbericht stellen VACO en RecyBem voor om regelmatig drainagewater te gaan controleren op zinkuitloging.
'Ook het periodiek controleren van het gehalte zink in drainagewater zou tot het certificeringssysteem kunnen behoren. In de afgelopen jaren zijn dit soort testen op vrijwillige basis uitgevoerd, maar niet verplicht gesteld.'
Op 24 november 2016 heeft RN aan de ILT een verzoek tot handhaving gestuurd. RN stelt dat rubbergranulaat een afvalstof is, en dus niet mag worden toegepast op kunstgrasvelden, omdat hierdoor milieuschade ontstaat. Volgens RN is de toepassing van het rubbergranulaat in strijd met de wetgeving voor afvalstoffen.
De ILT stelt dat het rubbergranulaat niet als afvalstof dient te worden beschouwd, mede omdat er over de toepassing ervan afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de zorgplicht. Daarom ziet de ILT geen reden tot handhaving.
'Over de invulling van de zorgplicht bij het toepassen van SBR-rubbergranulaat is reeds in 2008-2009 overleg gevoerd tussen de branche en het toenmalige ministerie van VROM. Dit heeft geleid tot een advies hoe deze zorgplicht kan worden ingevuld. Overigens is het aan het bevoegd gezag, de gemeente, om te beoordelen of sprake is van een juiste invulling van de zorgplicht. Voor zover mij bekend zijn er geen aanwijzingen of indicaties dat geen of onvoldoende invulling hieraan wordt gegeven. Mocht in een specifieke casus toch sprake zijn van onvoldoende zorgplicht dan dient de gemeente als bevoegd gezag zorg te dragen dat hier gevolg aan wordt gegeven. De zorgplicht geldt immers voor elke (bouw)stof die op of in de bodem wordt gebracht.'
Recycling Netwerk tekent bezwaar aan tegen het besluit van de ILT om niet handhaven.
'Het meest opmerkelijk is echter dat in uw besluit wel het een en ander wordt opgemerkt over “het aspect risico voor ongunstige effecten voor het milieu” (pagina 4), maar geen expliciete en gemotiveerde uitspraak wordt gedaan over de cruciale vraag of en in hoeverre de uitloging van zink naar de bodem gezien moet worden als een nadelig gevolg voor het milieu en daarmee reden geeft tot de vaststelling dat hier sprake is van (nuttige) toepassing van materiaal dat nog steeds moet worden gekwalificeerd als afvalstof. (.....)
Wij hebben er in onze tweede brief van 18 januari 2017 op gewezen dat op basis van het RIVM-rapport kan worden vastgesteld dat de uitloogconcentratie zink van dit rubbergranulaat de emissienorm voor niet-vormgegeven bouwstoffen met een factor 5 tot zelfs een factor 29 overschrijdt. Voorts hebben wij er op gewezen dat dit in het geval van bijzondere omstandigheden nog een onderschatting kan zijn. Wat dit betreft stelt u slechts dat ‘de feitelijke uitloging van zink onder praktijkomstandigheden (…) hoger maar ook lager kan zijn dan de gemeten uitloging in gestandaardiseerde kolomproeven onder laboratorium-omstandigheden’.
U benadrukt dat de overschrijding van deze emissienorm indicatief is, met daarbij de opmerking dat bij SBR-rubbergranulaat geen sprake is van een (steenachtige) bouwstof zoals omschreven in het Besluit Bodemkwaliteit, zodat formele toetsing aan de Regeling Bodemkwaliteit niet aan de orde is. U gaat daarbij echter voorbij aan de door ons gewenste beschouwing van de vraag of de overschrijding van deze emissienorm een zodanige indicatie geeft voor de ernst van de emissie naar de bodem dat de einde-afval status niet mag worden toegekend.'
In dit document wordt bevestigd dat de meeste kunstgrasvelden draineren naar oppervlaktewater:
'Verreweg de meeste kunstgrasvelden hebben een drainagesysteem. De afstand tussen de drainagebuizen bedraagt meestal 4 meter en de buizen monden vaak uit in pvc-controleputjes, iets buiten het veld. De controleputjes zijn met elkaar verbonden via een pvc-leiding die loost op een watergang of het riool.'