Logo Zembla
Onafhankelijke onderzoeksjournalistiek

‘Mijn moeder is nooit mama geweest’

17-02-2016
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
915 keer bekeken
  •  
Sharleyne
Een chronisch gevoel van onveiligheid. Zo typeert een Limburgse haar jeugd. In een ‘huishouden van Jan Steen’ met een psychisch gestoorde moeder en een passieve vader probeert ze samen met haar zusje te overleven. Nu, jaren later, heeft ze haar leven op de rit. “Ik heb het verleden een plek kunnen geven. Ik ben er niet in blijven hangen, maar heb gekozen voor mezelf, voor de toekomst.’’
Sharleyne
"Moeder word je. Mama ben je. Dat heb ik zo duidelijk gevoeld toen ik zelf kinderen kreeg. En dat is eigenlijk ook het grote verschil tussen mijn moeder en ik. Mijn moeder is nooit mama geweest."
Haar tongval is onmiskenbaar Limburgs. Haar naam vertelt ze liever niet. ,,Ik ben dat kind niet meer, die persoon niet meer. Ik heb me losgemaakt. Dingen achter me gelaten’’ Wel wil ze vertellen dat ze veertig jaar is, een partner heeft en twee zoontjes van 12 en 10. Als haar jongens in haar verhaal voorbij komen, klinkt haar stem zacht en liefdevol. ,,Ik ben nooit bang geweest om zelf kinderen te krijgen. Ik heb altijd zeker geweten dat het goed zou gaan. Gewoon, omdat ik die psychiatrische problemen van mijn moeder niet heb.’’
‘Mijn moeder had geen reëel beeld van de wereld om zich heen’
Als ze terugkijkt op haar jeugd komt vooral een gevoel van chronische onveiligheid boven, en het gemis van het onvoorwaardelijke. ,,Manisch depressief en hypochondrisch. Als je die twee dingen in een potje doet en goed door elkaar roert, krijg je mijn moeder. Ze was heel angstig en had geen reëel beeld meer van de wereld om zich heen. Als ze in een depressie zat, was het voor ons nog het meest rustig thuis. Dan lag ze dagen in bed. Deed ze niks in huis. Als ze manisch was, dan wist je helemaal niet waar je aan toe was. Behalve dan dat er ieder moment iets geks kon gebeuren, iets gevaarlijks of iets engs. Zo kon ze plotseling weglopen van huis. Ik moest haar dan gaan zoeken. Soms begon ze zomaar hysterisch door het huis te rennen. Na z’n bui raakte ze altijd in een depressie.’’
Ze is een jaar of negen, tien als ze voor het eerst echt in de gaten krijgt dat er iets helemaal mis is thuis. ,,Mijn ouders hadden me naar het speciaal onderwijs gestuurd, terwijl ik heel goed kon leren. Ze wisten het zo te draaien dat niet zij, maar ik het probleem was. Ik ben op allerlei aandoeningen getest, maar bleek niks te mankeren, behalve dat ik een heel hoog IQ bleek te hebben. Dus ik zat helemaal verkeerd op die school, haalde allemaal negens. Maar goed, er kwamen regelmatig hulpverleners op school met mij praten. Het viel me op dat het helemaal niet over mij ging, maar altijd over andere dingen, over mijn ouders, over thuis. Ik vond het aan de ene kant best fijn om te praten, maar aan de andere kant was het ook bedreigend. Want het is thuis dan misschien heel rommelig en akelig, het is wel jouw thuis, het enige dat je hebt. Ik zag in de klas kinderen die uit huis waren geplaatst. Dat wilde ik echt niet.‘’
Dus is ze op haar hoede en weet ze precies wat ze wel en niet vertelt. ,,Zoals ik thuis gewend was om te doen. Ik voelde haarfijn aan hoe het met mijn moeder ging. Als ze in een manische bui zat, wist ik precies wat ik wel en niet kon zeggen. En vloog ze dan toch uit de bocht, dan kon ze verschrikkelijk kwaad worden. Dan raakte ze buiten zichzelf. Ook publiekelijk, gewoon waar andere mensen bij waren. Daarom nam ik liever geen vriendinnetjes mee naar huis. Het was haar pure onkunde en onmacht. Dan had ze totaal geen grip op zichzelf.’’
Nee, ze is nooit geslagen door haar moeder. ,,Het bleef bij scheldpartijen. Soms dronk ze een glaasje. En viel dat verkeerd, dan kon het ook helemaal mis gaan. Niet dat ze alcoholist was, hoor.’’ In ‘een huishouden van Jan Steen’, waar verbaal geweld aan de orde van de dag is, leeft ze met haar vader en twee jaar jongere zusje. ,,We woonden in een huurhuis, met een aanbouw. Daar stond een bank en daar lag dan een berg was op. Daar moest je ’s morgens maar iets uit vissen. Er waren ook dagen dat mijn moeder de kleding ineens wel netjes in de kast legde. Mijn moeder kookte bijna nooit. We aten vaak frietjes, of Chinees. Vanaf een jaar of twaalf kookte ik voor mijn zusje en mij: gewoon spinazie met een aardappeltje.‘’
De troep in huis, de angst dat haar moeder weer een hysterische uitbarsting zou krijgen, alle ziektes die haar moeder dacht te hebben. Het tekent haar jeugd.
,,En dan mijn vader. Hij is iemand die zijn hele persoonlijkheid aan iemand anders ontleent. In zijn geval dus zijn vrouw, mijn moeder. Hij heeft er voor gekozen, en ons dat ook zo uitgelegd, dat hij voor mijn moeder moest zorgen omdat hij bang was dat ze zichzelf anders iets aan zou doen. Daarmee is hij totaal de grip op de werkelijkheid verloren. Want wil je voor mijn moeder zorgen, dan moet je mee in haar eigen wereldje, in haar angsten en gektes.’’
Ze schetst dat de problemen van het gezin niet beperkt blijven tot de psychiatrische aandoening van haar moeder. ,,Mijn vader verloor zijn baan, probeerde keer op keer iets nieuws te beginnen, totaal onhaalbaar, onrealistisch. Hij beloofde ons gouden bergen, maar zakte steeds verder weg in de ellende. Hij is uiteindelijk helemaal meegezogen door mijn moeder en totaal verbitterd geraakt. Ergens waardeer ik het wel dat hij duidelijk voor mijn moeder heeft gekozen. De consequentie was alleen wel dat hij er voor mij en mijn zusje niet was.’’
‘Als kind runde ik het complete huishouden: koken, wassen, schoonmaken, boodschappen doen’
Helemaal alleen zijn de meisjes niet. Met name opa en oma, die vlakbij het gezin wonen, houden een oogje in het zeil. ,,Ja, zij wisten wel dat het helemaal niet goed ging thuis. Als ik bij hen op visite was, en mijn moeder belde weer eens woedend op, dan zei mijn opa: ‘Ga maar, ik kom zo wel even de krant brengen.’ En ook andere familieleden zijn op de hoogte. Ik denk wel dat dat onze redding is geweest, gewoon de gedachte dat je niet helemaal alleen bent, dat je altijd ergens anders terecht kunt als het echt niet meer gaat.’’
Er is ook hulpverlening bij het gezin betrokken. ,,Psychologen, jeugdzorg, huisarts. Iedereen wist van de situatie. En als er dan weer een nieuwe hulpverlener bij ons over de vloer kwam, dan was het feest, totdat we dingen moesten gaan veranderen. Dat accepteerden mijn ouders niet, en dan verwaterde die zorg weer. Ik begrijp dat wel. Je moet mensen niet opdringen wat ze moeten doen. Je moet ze in hun waarde laten, ze uitleggen dat dingen misschien anders kunnen. Inzicht geven.’’
Haar middelbare schooltijd verloopt turbulent. ,,Ze vonden me een lief, leuk meisje, maar wisten niet wat ze met me aan moesten. Ik werd van veel scholen afgestuurd, was vooral bezig met vrienden en vriendinnen. Ik runde intussen het complete huishouden: wassen, koken, boodschappen doen, schoonmaken, mijn zusje beschermen. En ik had een baantje om mijn eigen schoolboeken te kunnen betalen.’’
Als ze negentien is trekt ze de deur van het ouderlijk huis achter zich dicht. ,,Een bevrijding. Weg uit de rommel, weg van de stress. Het gevoel dat ik het zelf kon doen, op mijn manier. Toen ben ik alsnog naar het hbo gegaan. Ik wilde gewoon bewijzen dat ik het wel kon. Door mijn studie kwam ik in een ander milieu terecht. Ik ben het levende bewijs dat je kunt ontsnappen. Niet blijven hangen in het verleden, maar je eigen weg vinden. Ik ben in de zorg gaan werken.‘’
'Het voelde thuis altijd onveilig, omdat ze ieder moment iets raars of iets engs kon gaan doen'
Ouders waar je niet op kunt terugvallen, niet op kunt vertrouwen, door wie je niet wordt verzorgd, maar voor wie je als kind moet zorgen. Hoe zwaar het is geweest realiseert ze zich des te meer als ze twaalf jaar geleden zelf ‘mama’ wordt: . ,,Ik had in die tijd nog contact met mijn ouders. Ik zag hoe vriendinnen met hun vragen bij hun moeders terecht konden. Ik niet. Mijn moeder ging zich veel te veel met mijn gezin bemoeien, met al haar angsten. Toen heb ik besloten het contact helemaal te verbreken. Begrijp me goed: mijn ouders blijven mijn ouders. Ik weet dat ze niet doelbewust hebben gekozen voor deze manier van leven. Ze kunnen niet anders. Ik wel. Ik kan kiezen. En dat heb ik nu gedaan. Ik ben geworden wat zij door haar psychiatrische aandoening nooit heeft kunnen bereiken: een mama! Het is goed zo.’’
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Schrijf je in voor de Zembla-nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze onthullende journalistiek.