De hulpverleners rond de vorig jaar overleden 8-jarige Sharleyne Remouchamps uit Hoogeveen, hebben zich nauwelijks om het kind bekommerd. Hoewel er drie jaar lang meldingen zijn gedaan van verwaarlozing, huiselijk geweld en drankmisbruik door de moeder van Sharleyne, “zijn veiligheidsrisico’s onvoldoende in beeld gebracht, (…) werd informatie onvoldoende gedeeld” en “het belang van het kind stond niet voorop”. Dit concluderen de inspecties Jeugdzorg, Gezondheidszorg, Veiligheid en Justitie, in het Rapport Casusonderzoek Drenthe dat in het bezit is van ZEMBLA en dat in juni naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd.
In de nacht van 7 op 8 juni vorig jaar overleed Sharleyne na een val van haar flat. De moeder gold enige tijd als verdachte maar het OM heeft de ware toedracht niet kunnen vaststellen. Al in 2012, drie jaar voor haar noodlottige dood, waren bij de politie en de jeugdhulpverlening meerdere meldingen bekend van verwaarlozing en huiselijk geweld in de ouderlijke woning. Toch werd er niet ingegrepen.
De inspecties concluderen, na maandenlang onderzoek, over de hulpverleners: “de focus lag op de problematiek van ouders en de regie op de hulp lag bij hen” en “er bleven signalen en meldingen komen dat het veilig opgroeien van het kind bedreigd werd. (…) De betekenis van de problemen voor het kind stond echter niet centraal, waardoor het belang van het kind niet voorop stond in de aanpak”. Bovendien zijn “aanhoudende signalen door de betrokken hulpverleners (…) niet in samenhang met elkaar beoordeeld”.
De inspecties hekelen het feit dat Sharleyne slechts incidenteel is gezien door generalisten. “Inspecties verwachten dat hulpverleners problemen van ouders en kinderen laten onderzoeken en duiden door professionals”, zo staat in het rapport.
Ook stellen de inspecties vast dat de hulpinstellingen onvoldoende oog hadden voor de gevolgen van het drankgebruik van de moeder: “Terugkerende perioden van overmatig middelengebruik (…) werden niet geduid als een mogelijk chronisch aanwezige problematiek die van invloed kan zijn op een veilige en gezonde ontwikkeling van het kind”.
Ook nadat in de loop van 2015 door het Centrum Jeugd en Gezin afspraken zijn gemaakt over de veiligheid van het kind, gaat het mis, zo stellen de inspecties. “De afspraken waren echter onvoldoende concreet uitgewerkt. (…) De consequenties van het zich niet houden aan de afspraken werden niet vastgelegd. Ook werden niet alle betrokken hulpverleners en professionals op de hoogte gesteld”.
Dat hulpverleners al in 2012 hadden kunnen ingrijpen, concluderen hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning en oud-kinderrechter Frans van der Reijt in ZEMBLA van 17 februari dit jaar. Op basis van (politie)documenten en verslagen van hulpverleners stelde Van der Reijt: ”Ik zou toen al zeker een ondertoezichtstelling hebben uitgesproken (…) dat is evident voor mij”. Hoogleraar Bruning: “Er was alle aanleiding om zeer zorgvuldig onderzoek te doen (…) Dan zou er vanaf 2012 wettelijk toezicht op de veiligheid van het meisje zijn geweest”.
De gemeente Hoogeveen, verantwoordelijk voor de jeugdzorg, moet over drie maanden aan de inspecties een plan presenteren met maatregelen om de hulpverlening te verbeteren. Over een half jaar controleren de inspecties of de situatie ook daadwerkelijk is verbeterd.