Commissie-Schnabel: euthanasiewet biedt voldoende ruimte bij voltooid leven
04-02-2016
• leestijd 3 minuten
haar rapport
Het verruimen van juridische mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding is onwenselijk, stelt de adviescommissie voltooid leven onder leiding van Paul Schnabel vandaag in haar rapport. De euthanasiewet biedt bij voltooid leven voldoende ruimte, waarbij de commissie meeneemt dat ook een stapeling van ouderdomsklachten oorzaak van ondraaglijk en uitzichtloos lijden kan zijn. De conclusies zijn een tegenslag voor organisaties als de NVVE en burgerinitiatief Uit vrije wil, die voorstander zijn van verruiming van de mogelijkheden. Geen verruiming juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding
Noch naar aantal noch naar aard maakt de problematiek van ‘voltooid leven’ een herziening of wijziging van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) nodig of wenselijk. Hetzelfde geldt voor de relevante bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (artikel 293 en 294). De adviescommissie ziet geen noodzaak om de juridische mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding te verruimen.
De Adviescommissie voltooid leven heeft op verzoek van de ministers Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Van der Steur (Veiligheid en Justitie) onderzocht wat de juridische mogelijkheden en maatschappelijke dilemma’s zijn met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten.
De adviescommissie concludeert dat in veel gevallen van ‘voltooid leven’ sprake is van een opeenstapeling van ouderdomsklachten, die samen met verlieservaringen op andere terreinen tot ondraaglijk en uitzichtloos lijden in de zin van de Wet toetsing levensbeëindiging (WTL) aanleiding kunnen geven. De groep mensen die hun leven ‘voltooid’ achten en om die reden een actieve doodswens hebben zonder dat hun doodswens gerelateerd is aan enige medische problematiek lijkt klein. De adviescommissie is van oordeel dat de WTL voldoende ruimte biedt om het merendeel van de ‘voltooid leven’-problematiek te ondervangen.
Hulp bij zelfdoding dient voorbehouden te blijven aan artsen
De adviescommissie meent dat vanuit het oogpunt van veiligheid, deskundigheid en toetsbaarheid alleen artsen hulp bij zelfdoding mogen verlenen. Het verdient geen aanbeveling hier anderen dan de arts ruimte te bieden voor het verlenen van hulp. Het gewicht en de onherroepelijkheid van een besluit om een leven te beëindigen, maken uiterste zorgvuldigheid noodzakelijk. Dit is zowel in het belang van de hulpvrager als de hulpverlener als van de samenleving in het geheel.
Complexe gevallen vragen om extra behoedzaamheid
De adviescommissie beveelt aan om in gevallen van ‘voltooid leven’, waarbij naast een stapeling van ouderdomsklachten ook verlieservaringen op andere terreinen (psychisch, cognitief, psychosociaal en/of existentieel) aan het lijden en de actieve doodswens ten grondslag liggen, naast de verplichte raadpleging van één andere onafhankelijke arts ook het advies van een tweede consulent (niet noodzakelijk een arts) in te roepen.
De WTL is toekomstbestendig
De Wet toetsing levensbeëindiging WTL laat naar zijn aard ruimte om mee te bewegen met veranderende inzichten in de samenleving en de medische beroepsgroep. In de bijna 14 jaar dat de WTL functioneert, is dat ook gebleken. In de praktijk is er wel veel te winnen op het punt van voorlichting, zowel aan artsen als aan verzoekers en hun naasten. De commissie beveelt aan daar meer aandacht aan te besteden.
NVVE
Volgens de NVVE is het niet eens met de commissie. NVVE:‘Er is een grote groep mensen die worstelt met deze problematiek maar geen opeenstapeling van ouderdomsklachten heeft en die binnen de huidige wetgeving niet geholpen wordt. De commissie stelt dat Voltooid Leven onder de reikwijdte van de huidige wet valt en noemt deze wet dan ook toekomstbestendig. Maar dit geldt enkel voor de groep met medische klachten. De groep zonder medische klachten moet samen met de arts op zoek naar een onderbouwing voor het euthanasieverzoek bij een voltooid leven. Dit legt een grote druk op relatie tussen de arts en de patiënt.’