Bijengif doodt veel meer insecten
09-04-2015
• leestijd 2 minuten
Neonicotinoïden, die als bestrijdingsmiddel in de landbouw worden gebruikt, blijken ook voor andere dieren zeer schadelijk. Ook de zogenaamde wilde bestuivers lopen schade op, dat blijkt uit een omvangrijke studie van het hoogste onafhankelijk wetenschapsorgaan van Europa het EASAC naar de kennis over de insectendodende neonicotinoiden.
De helft van de alle bestuivende insecten, zoals vlinders, hommels, wilde bijen en zweefvliegen, zijn wilde bestuivers. Ook onder de grond zijn de effecten van de neonicotinoïden merkbaar, waardoor het voor de agrarische sector zo belangrijke bodemleven wordt aangetast.
Biodiversiteit
Het omvangrijke onderzoek op basis van 200 recente studies komt tot een aantal belagrijke conclusies. Het wijdverspreide gebruik van neonicotinoïden (evenals andere pesticiden) beperkt de mogelijkheden voor herstel van de biodiversiteit in landbouwgrond. Biodiversiteit heeft belangrijke positieve effecten op de levering van ecosysteemdiensten, maar is ook een doel op zich onder de mondiale en Europese internationale overeenkomsten.
Duurzame landbouw
Het onderhoud van het ecosysteem door organismen heeft aanzienlijke economische voordelen voor de landbouw. Het behoud van sterke functionele ecosysteemdiensten zoals bestuiving is een cruciaal onderdeel van een duurzaam landbouwsysteem.
De huidige praktijk van preventief gebruik van neonicotinoïden is in strijd met de fundamentele beginselen van de geïntegreerde bestrijding van plagen als uitgedrukt in Duurzame richtlijn Pesticiden van de EU.
Schadelijk voor niet-doelorganismen
Ook lage dosis van neonicotinoïden zijn schadelijk voor soorten waartegen ze helemaal niet zijn bedoeld. Er is een toenemende hoeveelheid bewijsmateriaal dat het wijdverbreide preventieve gebruik van neonicotinoïden ernstige negatieve effecten heeft op niet-doelorganismen die ecosysteemdiensten leveren, zoals bestuiving en natuurlijke plaagbestrijding.
Daling aantal insecten
Het aantal insecten dat ecosystemen onderhoudt is aantoonbaar gedaald in de afgelopen decennia (bestuivende wilde bijen, natuurlijke plaagbestrijding voorzieners, enz.).
Bescherming honingbij niet voldoende
De bescherming van honingbijen is niet voldoende om de bestuiving en andere ecosysteemdiensten beschermen. Honingbijen zijn de belangrijkste focus bij de beoordeling van de risico's van het gebruik van neonicotinoïde geweest, en veel discussie heeft zich toegespitst op de vraag of bijenkolonies worden aangetast. Toch is het de structuur van de honingbijkolonie die zorgt voor een uitzonderlijk veerkrachtig buffer tegen verliezen van haar verzamelaar- en werkbijen. In vergelijk, hommels hebben slechts een paar honderd werknemers, terwijl solitaire bijen en andere insecten niet een dergelijke buffercapaciteit bezitten.
Besluitvorming EU
Europa besloot in 2013 het gebruik van neonicotinen aan banden te leggen. Dit jaar loopt het verbod op het gebruik van neonicooiden bij de teelt van bepaalde gewassen af. Het onderzoek zal worden meegenomen in de besluitvorming door de Europeese Commissierond rond het toelaten van het omstreden bestrijdingsmiddel.