Brits stop-motion drieluik ziet er schitterend uit, maar stelt inhoudelijk teleur.
In de stop-motion animatiefilm The House is een villa ergens in Groot-Brittannië de plaats van handeling in drie – door drie regieteams geregisseerde - eigenaardige verhalen. In het eerste deel, dat zich afspeelt rond het jaar 1900, krijgt een arm gezin van een architect een bijzonder aanbod: hij zal kosteloos op de top van een heuvel een huis voor hen bouwen. Enige voorwaarde: ze moeten er wel in gaan wonen. Dus verhuizen de meisjes Mabel (Mia Goth) en baby Isobel samen met hun ouders (Claudie Blakley en Matthew Goode) naar het nieuwe bouwwerk. Maar al snel blijken de kwade intenties van de architect, en raken Mabel en haar zusje verstrikt in het gebouw waar trappen en wandelgangen als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Het tweede deel speelt zich af in het nu, waar een rijke excentriekeling (Jarvis Cocker) het huis naar eigen wens heeft verbouwd, waarop hij het probeert te verkopen. Twee potentiële kopers besluiten na een bezichtiging meteen maar de slaapkamer te betrekken, en verzoeken de huiseigenaar vriendelijk of hij ook een kopje thee voor hen kan zetten. In het derde verhaal is het huis omringd door water en zijn hippies de bewoners. Waaronder de onuitstaanbare huurder Cosmos (Paul Kaye), die van planken uit de wandelgang een boot probeert te maken.
Wat The House lijkt te zeggen is: niet alleen mensen veranderen door ergens te wonen, maar ook de woning zelf is onderhevig aan de grillen van de tijd. De woning is een soort organisme, dat meegroeit met de wensen van de mens; een personage in zekere zin. Meer valt er niet uit de animatiereeks te halen, waarin vooral de visuele pracht opvalt. Spijtig genoeg is het eerste deel ook meteen het sterkste deel; niet alleen qua esthetiek – een soort van wol gemaakt mensjes – maar ook qua omineuze sfeer. Niettemin verdient Netflix lof, voor het uitbrengen van dit soort humoristisch absurdisme.