
© NTR
Opvoedkundig interview waarin de BNNVARA-programmamaker Sinan can levenslessen van zijn moeder tot zich neemt. ‘Word geen decorstuk. Wees de verandering zelf.’
Mama, dit is de eerste keer dat ik je interview. En dat op mijn 48ste – het moest er een keer van komen. Ik ga dit trouwens niet vaak doen; misschien is dit ons eerste en laatste gesprek in deze vorm. Niet omdat ik dramatisch wil doen, maar omdat jij en papa veel hebben moeten verdragen door mijn werk. Al die reizen, al dat gevaar, de bedreigingen… jullie hebben dat jarenlang moeten meenemen, vaak stilletjes. Het is goed zo. Maar ik wilde met je praten, over je leven, je keuzes, je kracht. En misschien dat jonge mensen dit straks lezen. Niet om de oudere generatie uit te sluiten hoor, haha.
Ga je me nog iets vragen, of wordt dit een monoloog? Wij hebben jouw werk nooit als last gezien, nooit. We maakten ons alleen zorgen om je. Grote zorgen soms. Maar ik heb het je altijd gezegd: wees niet bang. En als jij ooit richting een afgrond loopt, dan lopen wij met je mee. Dat wil ik natuurlijk niet, geen enkele moeder wil dat, maar we steunen je in wat je doet. Al hoop ik stiekem dat je ooit stopt met die oorlogsgebieden en die riskante onderwerpen. Maar ja, jij luistert toch niet.
Laten we snel van onderwerp veranderen, anders gaat dit gesprek alleen maar over mij. Ik ken jouw verhaal, ik heb het gehoord, gevoeld, soms zelfs een beetje meegeleefd. Maar de mensen die dit lezen kennen het niet. Waar begint jouw verhaal?
In een kleine stad in het oosten van Turkije: Erzincan. Ik ben geboren in een Koerdisch dorp, een prachtige plek tegen een bergwand. ’s Morgens hoorde je het water van de smeltende sneeuw naar beneden stromen. Dat geluid, dat heldere, ijskoude water, dat vergeet ik nooit. Alles was groen en vruchtbaar, maar het leven was hard. Ik ben de jongste van negen kinderen. We hadden weinig geld. Mijn broers en zussen konden niet studeren; dat was simpelweg geen optie. Mijn ouders waren overlevenden van de genocide op de Koerden in Dersim in 1938. Mensen die alles hadden gezien – angst, honger, dood – maar toch overeind bleven. Ze hebben ons geleerd dat moeilijke tijden sterke mensen kunnen voortbrengen, maar die tijden laten ook littekens achter. Littekens die je soms pas decennia later begint te begrijpen.
Was er een moment waarop je dacht: dit klopt niet?
De ongelijkheid, de beperkingen? Dat besef kwam toen ik naar het meisjeslyceum ging. Als jongste was ik de enige die mocht studeren. Dat was al revolutionair in die tijd. Ik ging met kinderen uit ons dorp in Erzincan wonen, in een soort studentenhuis. Vier meisjes, drie jongens. Ieder zijn eigen kamer, maar we leefden toch samen. Dat was in het oosten van Turkije in de jaren 70 bijna ondenkbaar. Daar begon ik me af te vragen: waarom dragen vrouwen zoveel lasten? Waarom wordt vrijheid zo ongelijk verdeeld? Het waren onrustige jaren. De staatsgreep van 1971 hing nog als een schaduw over ons. Jongeren uit ons dorp werden opgepakt, gemarteld, alleen omdat ze politiek actief waren. Die verhalen waren overal: jongens die niet terugkwamen, meisjes die zwegen, maar alles wisten. Dat vormde mijn gevoel voor rechtvaardigheid. Het ontstak iets in mij. En toen, in 1972, werden drie studentenleiders geëxecuteerd, onder wie Deniz Gezmis. Hun dood heeft een hele generatie aangeraakt. Mij ook. Ik begon linkse literatuur te lezen, we discussieerden tot diep in de nacht over revolutie, vrijheid, gelijkheid. Ik voelde voor het eerst dat ik niet alleen wilde leven, maar ook wilde begrijpen en veranderen.
En toen kwam Nederland. Een nieuw land, nieuwe lucht. Hoe waren die eerste jaren?
Ik kwam hier begin 1976. Eigenlijk wilde ik naar Londen, naar mijn broer. Maar na drie dagen werd ik Engeland uitgezet. De bureaucratie was hard. Toen ben ik naar Nijmegen gegaan, naar mijn andere broer. Een jaar later kwam ik je vader weer tegen. Ik kende hem al uit Erzincan, een oude liefde die nooit echt een kans had gekregen. Onze paden kruisten opnieuw, het had zo moeten zijn. Ineens had ik een lieve man… en een oerconservatieve schoonvader, haha! Maar zodra de mannen naar hun werk gingen, glipte ik het huis uit. In de wijk Bottendaal stond een ‘gastarbeidwinkel’, een plek waar migranten hulp kregen. Daar ontmoette ik drie ongelooflijk sterke vrouwen. Ze namen me op als een jongere zus. Gaven me taalles, hielpen me mijn weg te vinden. Via hen kwam ik bij het Internationale Vrouwencentrum terecht. Daar, met een groep vriendinnen, richtten we de Turkse vrouwenvereniging op. We deelden het gebouw met Spaanse, Griekse, Marokkaanse en Joegoslavische vrouwen. Het was een plek vol leven, meningsverschillen, gesprekken, maar vooral: solidariteit. Religieuze vrouwen, seculiere vrouwen, lesbische stellen, linkse vrouwen, conservatieve vrouwen, alles liep door elkaar. Niemand veroordeelde elkaar. Het was een zeldzaam veilige plek. Ik werkte er later als maatschappelijk werkster en werd voorzitter van de vereniging. Dat waren mooie jaren. Vormende jaren.
Ik herinner me die plek. De gesprekken, de geuren, het geroezemoes.
Jij bent daar opgegroeid, letterlijk. Van baby tot je twaalfde liep je door die ruimtes. Je hoorde vrouwen lachen, huilen, fluisteren. Je zag vrouwen die nog nooit eerder een veilige ruimte hadden gekend. Je hoorde verhalen over onderdrukking, over ontsnapping, over hoop. Daar ontwikkelde je je empathie, zonder dat je wist wat het woord betekende.
Lees verder in VARAgids 51-52. Vanaf dinsdag 16 december 2025 op de mat, in de winkel en in de app. Nog geen abonnee?
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief