Alfonso Cuaróns meesterwerk is een aaneenschakeling van ontroerende taferelen.
Het gebeurt maar zelden dat een speelfilm vrijwel direct na zijn première toetreedt tot de canon van klassiekers. Alfonso Cuaróns Roma, over de herinneringen aan zijn jeugd (het leeuwendeel van de film is gebaseerd op waargebeurde passages) en in het bijzonder aan zijn toenmalige dienstmeid Libo, is zo’n magnifieke uitzondering. Hoewel de film is gesitueerd aan het begin van de jaren zeventig, in Mexico-Stad, oogt elk shot – Cuaron nam zelf de camera ter hande – tijdloos. Je zou beelden van Roma zo stiekem kunnen verstoppen in een Franse nouvelle vague-film uit de jaren zestig. Cuaróns laatste film is dan ook pure zwart-wit nostalgie.
Dat begint al bij het openingsshot. Glinsterend water spoelt weg over een tegelvloer. Met een beetje fantasie kan je je hierin de deinende golven voorstellen, die later in de film een rol van betekenis zullen spelen. Maar het water is ook cathartisch, een moment van contemplatie. Het is een mooie metafoor voor filmkunst: sommige filmmakers, waaronder Cuarón, kunnen dat zo goed, de tijd stilzetten. Tijdens een bezoek aan een filmtheater is dienstmeid Cleo (Yalitza Aparicio) ook even elders met haar gedachten, wanneer ze in het donker voost met een jongeman.
Cleo werkt, samen met haar collega Adela, in de residentie van een welgesteld gezin in de wijk Roma. Ze vervult verschillende rollen: ze bemoedert de vier kinderen, ze kookt, ze wast, en ze is een soort steunpilaar voor moeder Sofia (Marina de Tavira), die wanhopig haar huwelijk met arts Antonio (Fernando Grediaga) poogt te redden. Gedurende een jaar zien we de hausses, de tegenslagen, en alles ertussenin door de ogen van Cleo. Actrice Aparicio speelt een vrouw waar je gaandeweg van gaat houden, een zachtmoedige en ietwat bedeesde verschijning.
Cleo stelt zich, zoals een Mixteekse dienstmeid betaamt, bescheiden op naar haar witte werkgevers. Zo passeren zijdelings de Mexicaanse klassentegenstellingen, die net als in de rest van Latijns-Amerika vaak zijn gebaseerd op etniciteit. Maar Roma gaat over veel meer; over het verbeelden van je herinneringen bijvoorbeeld. Zoals de wijze waarop Cuarón de thuiskomst van vader Antonio visualiseert, die arriveert na een zakenreis. Het felle licht van zijn auto in de steeg van het huis verblindt de andere gezinsleden, die hun vader en echtgenoot snel willen omhelzen.
Roma is een aaneenschakeling van zulke ontroerende, universele taferelen. Dat gevoel van vroeger, in je buik, dat je één van je ouders weer gaat zien. Ook weet Cuarón de kakafonie van het dagelijkse bestaan messcherp vast te leggen, met in het binnenhofje van de gezinswoning de blaffende hond Borras en tjirpende parkieten, en buiten de barrières van het huis de Mexicaanse levendigheid op straat. Vrijwel elke scène oogt waarachtig, alsof er geen moeilijke choreografie aan ten grondslag ligt. Misschien komt dat omdat Cuarón in deze persoonlijke en intieme film niet ver hoefde te zoeken naar de bitterzoete belevenissen uit zijn jongere jaren.