
© Marwan Magroun
In gesprek met de oudburgemeester van Rotterdam, die voorsorteert op zijn autobiografie die deze week verschijnt.
Hoe zwaar waren jouw kinderjaren in Marokko?
We hadden thuis nauwelijks geld om eten te kopen. Het ontbijt was meestal een glaasje thee met opgepimpt oud brood. Mijn moeder besproeide het brood met water en daarna roosterde ze het op houtskool. Als het er was, deed ze er wat suiker op of een druppeltje olijfolie. Als lunch aten we hetzelfde brood met groene uien. En dan was het hopen dat er ’s avonds nog iets over was. Maar soms was er niets. Dan was het ontbijtje onze enige maaltijd en gingen we met knorrende magen naar bed. Geld voor schoenen was er niet. Áls er geld was, dan was eten de prioriteit. Soms kocht mijn moeder voor een paar cent plastic schoentjes voor ons. Die leken op de waterschoentjes die kinderen in Nederland gebruiken om af te zwemmen. Die waren vaak al na een paar dagen kapot. Dan probeerde mama ze te naaien. Maar ja, wat valt er te repareren aan plastic schoentjes? Dus liepen we bijna het hele jaar op blote voeten. Dat was vooral in de zomer problematisch, omdat de grond zo heet was. Al het gras was verdord, dus we sprongen als het ware over de gloeiendhete stenen. Onze voetzolen waren een en al eelt. Vanaf mijn vijfde jaar was ik de jongen die thuis de klusjes deed. Zo haalde ik met de ezel het water. Ik kan me de eindeloze voettochten naar de dichtstbijzijnde natuurwaterbron nog goed herinneren. Ook hielp ik met de oogst. Al viel er vaak weinig te oogsten, want ons dorpje Beni Sidel in het Rifgebergte, bestaat vooral uit rots. Als ik terugkijk, besef ik dat ik over mijn jeugd heen ben gesprongen. Ik heb geen jeugd gehad. Toen mijn vader naar Nederland emigreerde om werk te zoeken, was ik de man in huis.
Waarom nam jouw opa, de vader van je vader, die rol niet op zich?
Mijn opa was doodziek teruggekomen uit de Spaanse burgeroorlog. Ik denk dat hij een zware longziekte had, want hij moest continu spugen. Hij was fysiek niet in staat om bij te dragen aan het huishouden. Mijn opa heeft altijd wel een dominante rol gespeeld in de familie. Het was een gewelddadige man. Hij heeft, van de ene dag op de andere, mijn oma weggestuurd. We hebben nooit begrepen waarom. Mijn opa was niet goed met vrouwen. Mijn vader heeft meerdere stiefmoeders gehad. Die hadden, net als mijn opa, allemaal losse handjes. Mijn vader is door z’n stiefmoeders ernstig mishandeld. Daar was hij zo teleurgesteld over dat hij zijn achternaam heeft veranderd in Aboutaleb. Hij heeft die naam zelf verzonnen. Mijn echte achternaam houd ik geheim, omdat ik de mensen die mijn echte achternaam dragen er niet wil mee belasten. De geschiedenis van mijn opa was absoluut niet fraai. Ik had geen jofele band met hem. Ik zal nooit meer vergeten dat hij mij zwaar toetakelde. We hadden op de markt een watermeloen gekocht. Ik was een klein kind en moest de meloen op mijn schouder dragen. De meloen was zo groot en zwaar, dat hij van mijn schouder gleed en op straat uiteenspatte. Pal voor een mevrouw in prachtige witte kleding. Die kleurde helemaal rood van het meloenvlees. Mijn opa takelde me zo erg toe, dat omstanders ingrepen. Anders was ik nog verder mishandeld.
In je boek Thuis schrijf je dat het niet veel had gescheeld of je had nooit regulier onderwijs gevolgd.
Ik mocht van mijn opa alleen naar de koranschool, niet naar een gewone school. Maar de leraar van de basisschool in ons dorp, meneer Essekelli, zag dat ik een slimme jongen was. Hij is een sleutelfiguur geweest in mijn leven. Meneer Essekelli heeft mijn opa uiteindelijk weten te overtuigen dat ik het ver kon schoppen. Mijn opa ging overstag toen meneer Essekelli beloofde dat ik bij hem op school óók koranles zou krijgen. Meneer Essekelli is mijn redder geweest uit de armoede. Ik heb alles aan hem te danken. Maar ook de oom en tante die mij gedurende mijn middelbareschooltijd in huis namen, zijn belangrijk geweest. Van hen heb ik leren delen. Deze mensen hadden ook nauwelijks geld, maar vingen mij liefdevol op. Wát ze hadden, dat deelden ze. Ik leerde dat geld gierig kan maken en dat je zonder geld vrijgevig kunt zijn. Zelf ben ik begonnen met te delen op de dag dat ik mijn eerste geld begon te verdienen. Dat was toen ik na onze emigratie naar Nederland als barman in Hotel Corona in Den Haag ging werken. Mijn eerste salaris was 17 gulden. Daarvan heb ik op de Haagse markt een tweedehands winterjas gekocht voor mijn zus, want ze had in Nederland bijgedragen aan de bouw van een CV huis voor die lieve oom en tante. Ik sla waterputten in Marokko, ik zorg ervoor dat zieke mensen die er niet het geld voor hebben een operatie kunnen ondergaan, ik help gehandicapten, heb drie families aan een woning geholpen en help mensen tijdens de ramadan aan een goede maaltijd. De beroemde econoom professor Tinbergen zei al: delen is vermenigvuldigen.
Lees verder in VARAgids 40. Vanaf dinsdag 30 september 2025 op de mat, in de winkel en in de app. Nog geen abonnee?
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief