
Hij kreeg de Nipkowschijf voor zijn documentaireserie Een valse start, waarvoor hij 100 dagen meeliep in de jeugdzorg. Een serie die hem confronteerde met zijn eigen jeugd, want ook die verliep verre van vlekkeloos.
Hier geen meerdere eer en glorie van de presentator, maar volstrekte dienstbaarheid’, staat in het juryrapport van de Nipkowschijf. ‘Wie kijkt naar een worstelende Veul voelt respect. Voor hem, maar minstens zozeer voor zijn tijdelijke collega’s. En je ervaart diep mededogen met kinderen die buiten hun schuld een akelig valse start in het leven maken.
Nicolaas Veul, de winnaar van de prestigieuze televisieprijs, is met zijn man en zoontje van anderhalf jaar op vakantie in de Provence, maar hij wil met alle plezier wel even bellen om te vertellen over zijn werk en nieuwe plannen. Half juni ontving hij de prijs voor zijn vijfdelige documentaireserie Een valse start – 100 dagen in de jeugd- en gezinszorg, waarin hij als groepsbegeleider meedraait in een open jeugdzorggroep in Rotterdam: een huis met negen uithuisgeplaatste kinderen en twee begeleiders.
Eerder maakte Veul ook andere 100 dagen-series met Tim den Besten, waarbij ze ‘stage’ liepen op plekken als de psychiatrie, maatschappelijk werk en het onderwijs. Pure participerende journalistiek die de kijker een inkijk geeft achter de schermen van de maatschappelijke dienstverlening – het sociale vangnet van onze verzorgingsstaat. Het is een welkome inkijk, omdat je deze werelden niet vaak van dichtbij te zien krijgt.
Nog een glimp uit het Nipkowrapport: ‘Gewetensvol, in letterlijke zin, is de essentie van Een valse start. Een serie die Veul confronteerde met zijn eigen geschiedenis. En menig kijker met eigen vooroordelen.'
Eerder heb je bij de Nipkowuitreiking een speciale vermelding gekregen voor ‘100 dagen voor de klas’, hoe is het om de prijs nu echt in handen te hebben? Die erkenning voelt als een warme deken. Ik vind het een enorme eer, want de prijs gaat over het maken, de makers, de inhoudelijke en creatieve keuzes die we als team hebben gemaakt, en kennelijk hebben we iets moois weten neer te zetten.
Je zei naar aanleiding van de serie in een interview: ‘We moeten veel beter zorgen voor onze kleine burgers.’ Wat bedoel je daarmee? Er gaat veel niet goed in de jeugdzorg. Een uithuisplaatsing is het laatste redmiddel voor de kinderen. Het is het heftigste wat er kan gebeuren. Toen ik begon met de stage, kwam ik in een vol huis terecht, met negen kinderen. In het ideale geval geef je al die kinderen veel tijd en liefde zodat ze tot rust kunnen komen, maar er stonden maar twee begeleiders op de groep. Dat was te weinig. Met een te grote of te drukke groep ben je als begeleider vooral veel tijd kwijt met zorgen dat de groep rustig blijft, maar een kind heeft veel meer nodig. Inmiddels is de groep gelukkig kleiner geworden, maar er zit weer een enorme bezuiniging aan te komen. En vanuit de politiek komt er nooit een goed aanvalsplan om de jeugdzorg te hervormen. Het is een geprivatiseerde sector, er moet geld verdiend worden. Dat kan met alle regels nu makkelijker met lichtere cliënten – zeg maar: kinderen. Dus de kinderen met meer ingewikkelde problematiek krijgen maar moeilijk de aandacht en expertise die ze nodig hebben. Wij hadden een kind op de groep dat al twee jaar op een crisisbed woonde, Jelle. Je hart breekt in honderd stukjes als je dat ziet.
Wat is het probleem van zo’n crisisbed? De tijd staat dan stil. Je kan geen wortelschieten, want voor je het weet moet je volgende week naar Rotterdam en daarna weer ergens anders heen. Dus je gaat niet naar school, je doet niet aan een sport… En dat in zo’n belangrijke periode in je leven, dat is echt niet oké.
Ik las dat de 100-dagen serie laat zien hoe de publieke sector onder druk staat. Hoe de verzorgingsstaat afbrokkelt, kun je ook zeggen. Dat is wat we in de praktijk tegenkomen.
Lees verder in VARAgids 31/32 (dubbelnummer). Vanaf dinsdag 29 juli 2025 op de mat, in de app en in de winkel. Nog geen abonnee?
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief