Yuri van Gelder over wat er bij komt kijken om zijn lichaam in perfecte conditie te krijgen.
Borst/Biceps/Bovenarm Dit gedeelte – de borst, biceps, schouderpartijen – wordt in de ringen het zwaarst belast. Dat train ik het meest, de voorkant van het lichaam, al gebruik je bij turnen elke spier in je lijf. Wanneer je niet wedstrijdfit bent verzuurd dit deel het eerst, maar als je goed getraind bent voel je geen enkele pijn als je in de ringen hangt. Kijk, ik turn al zesentwintig jaar, het is vertrouwd gebied voor mij. Ik vind het fijn om in de ringen te hangen. De oefeningen worden wel moeilijker en zwaarder. Het wordt steeds gekker. Simpel gezegd: zes jaar geleden was het de dubbele salto, twee jaar geleden werd er al aan een viervoudige gedacht. Het kost meer kracht, waardoor je bijna op de grens van je kunnen zit. Het zwaarste element vind ik de ‘Van Gelder’. Als je een eigen onderdeel bedenkt, mag je dat een naam geven. Ik hang horizontaal, laat me zakken en druk mezelf als het ware omhoog.
Maag Puur om te informeren heb ik weleens een voedingsdiëtiste in de arm genomen. Een vast eetpatroon heb ik niet. Ik houd van pasta of een biefstukje. Lekker rood. Vis vind ik heel lekker, dat eet ik twee of drie keer per week. Snoepen houd ik niet zo van. Nou, dat waren dus meteen de dingen die goed voor me waren. Die diëtiste zei alleen dat ik wat onregelmatig eet. Tja, als je druk bent vergeet je soms wat te eten. Natuurlijk eet ik ook weleens een frietje. Een frikadel speciaal lust ik ook graag. Het scheelt wanneer je het als maaltijd eet, en niet als tussendoortje. Een dag of twee voor een wedstrijd begin ik erop te letten hoeveel ik eet. Dan wil ik zo licht mogelijk zijn. In Italië is dat moeilijk; daar hebben ze zó veel lekkere pasta’s en salades. Moeilijk om er daar de rem op te gooien.
Lichaamstaal Een ringoefening is een explosie van ongeveer 50 seconden, het kost gruwelijk veel kracht. Het is juist de kunst om het er makkelijk te laten uitzien. Het geeft een enorm machtsgevoel als je er nog cool bij kunt kijken. Met mijn gezichtsuitdrukking en dat soort dingen was ik een jaar of vijf geleden meer bezig dan nu. Dat komt gaandeweg wel terug, ik ben net weer begonnen. Je moet proberen je tegenstander een stapje voor te zijn. In alles. Bij de wereldbeker in Gent (half september, red.) begon iedereen met de rug naar het publiek toe. Nou, dan ga ik met mijn gezicht naar het publiek staan. Mooier voor het publiek en je doet iets anders dan de rest. Ik vind het leuk om vernieuwend te zijn. En je moet natuurlijk ook een jury imponeren.
Hoofd Vooral cool blijven. Dat is het mentale aspect van mijn tak van sport. Ik moet zeggen dat ik voor elke wedstrijd heel erg gespannen ben. Zenuwachtig. Vlinders, kriebels, noem maar op. Een nerveus gevoel gewoon. Ik noem het gezonde wedstrijdspanning. Als ik dat niet heb... Ik weet het niet, dan mis ik iets, of zo. Het geeft me energie, een adrenalineboost. Gelukkig kan ik het goed omzetten in prestaties. Ik heb geen vaste routine voor een wedstrijd. Lekker normaal, dat is al gek genoeg. Voor mij geen muziekjes of geluksstrings. Als ik met een oefening bezig ben, focus ik me puur daarop. Van onderdeel naar onderdeel. Schouders Met turnen, en zeker bij het onderdeel ringen, staat er zó veel kracht op je schouders. Alles moet daar mee gebeuren. Begin juni heb ik een kleine schouderblessure opgelopen. Op het circuit van Zandvoort. Het begon te stortregenen, ik trek een sprintje en glijd uit over een putdeksel. Twee beentjes de lucht in en alles met mijn ellepijp opgevangen. Mijn sleutelbeen was behoorlijk geruïneerd. Qua blessures zijn het trouwens meestal de schouders geweest. In 2002 ben ik geopereerd aan mijn rechterschouder. Twee ontstoken pezen. Het heeft toen zeven maanden geduurd voor ik weer mijn eerste wedstrijd had. Tja, je bent jong, en denkt: dat gaat morgen wel over. Ach, pijn, dat trekt wel weer weg. Daarna ben ik meer op mijn lichaam gaan letten. Overbelasting zie ik nu eerder aankomen. Ik ben ouder en wijzer geworden en heb het onder controle. Buik ‘Ik ken geen enkele turner die geen blokjesbuik heeft. Je moet zo licht mogelijk zijn. Je kunt best met een bierpens in die ringen gaan hangen, maar ik denk dat het makkelijker gaat als je wat kilo’s lichter bent. Iedereen in de zaal traint in een kort broekje en met een blote buik. Zo heb je de minste wrijving. Anders schuurt het aan alle kanten, je maakt zó veel bewegingen met turnen. Maar als je dan die mennekes van zeven jaar ziet, die hebben ook al zes blokjes. Hoe ik het train? Ik heb er altijd aanleg voor gehad. Een geluk. Alleen in de warming-up doe ik sit-ups. Verder train je je buikspieren bij alles wat je in de ringen doet – vaak onbewust.
Buik Ik ken geen enkele turner die geen blokjesbuik heeft. Je moet zo licht mogelijk zijn. Je kunt best met een bierpens in die ringen gaan hangen, maar ik denk dat het makkelijker gaat als je wat kilo’s lichter bent. Iedereen in de zaal traint in een kort broekje en met een blote buik. Zo heb je de minste wrijving. Anders schuurt het aan alle kanten, je maakt zó veel bewegingen met turnen. Maar als je dan die mennekes van zeven jaar ziet, die hebben ook al zes blokjes. Hoe ik het train? Ik heb er altijd aanleg voor gehad. Een geluk. Alleen in de warming-up doe ik sit-ups. Verder train je je buikspieren bij alles wat je in de ringen doet – vaak onbewust. Als ik moet kiezen vind ik mijn torso waarschijnlijk het mooiste aan mijn lichaam. Ik ben er niet echt mee bezig als ik voor de spiegel sta of zo, maar ik ben er wel blij mee natuurlijk.
Benen Ik heb echte springbenen. Altijd gehad. Ik heb er aanleg voor om kort en krachtig goede sprongen te maken. Met vloer- en sprongoefeningen heb je dat nodig. Ik ben niet zo groot, maar heb wel veel massa. In verhouding lijkt het misschien of ik mijn benen minder train dan mijn bovenlichaam, en dat klopt ook wel. Toch zet ik ook mijn benen aan het werk – met kniebuigingen, kikkersprongen, dat soort standaarddingetjes. Met ringen is het belangrijk dat je zogenoemde harde benen hebt. Je wilt toch altijd op je voetjes terecht komen vanaf een meter of drie hoog.
Lengte Ik ben 1,60 meter, weeg 63 kilo, dus ik hoef niet zo veel mee te sjouwen. Mijn lengte is een voordeel in de ringen. Klein maar fijn. Het is lichter, je armen zijn kleiner waardoor de hefbomen korter zijn en je beweegt wat makkelijker, bent wendbaarder. Ik ben niet eens de kleinste van het veld. Da’s gek, hè? Nee, als je acht finalisten op een rij zet, dan is het verhoudingsgewijs allemaal hetzelfde. Natuurlijk is er verschil, maar dan praat je over drie of vier centimeter. Een ringturner van twee meter bestaat niet.’ maag ‘Puur om te informeren heb ik weleens een voedingsdiëtiste in de arm genomen. Een vast eetpatroon heb ik niet. Ik houd van pasta of een biefstukje. Lekker rood. Vis vind ik heel lekker, dat eet ik twee of drie keer per week. Snoepen houd ik niet zo van. Nou, dat waren dus meteen de dingen die goed voor me waren. Die diëtiste zei alleen dat ik wat onregelmatig eet. Tja, als je druk bent vergeet je soms wat te eten. Natuurlijk eet ik ook weleens een frietje. Een frikadel speciaal lust ik ook graag. Het scheelt wanneer je het als maaltijd eet, en niet als tussendoortje. Een dag of twee voor een wedstrijd begin ik erop te letten hoeveel ik eet. Dan wil ik zo licht mogelijk zijn. In Italië is dat moeilijk; daar hebben ze zó veel lekkere pasta’s en salades. Moeilijk om er daar de rem op te gooien.