Luchino Visconti (1906) ging pas films maken op zijn dertigste. Daarna was de beer los: hij maakte talloze speelfilms, waaronder vele klassiekers. Een opfriscursus.
Hij was van adel – een graaf – voluit heette hij Luchino Visconti di Modrone, geboren in Milaan in 1906, als vierde kind in een gezin van zeven. Zijn vader was een man van extravagante huize, een beroemde bi-seksueel en de geliefde van de koningin van Italië; zijn moeder, Carla Erba was afkomstig uit een van de rijkste families van Italië, die hun fortuin hadden vergaard in de farmaceutische industrie. In hun prachtige huis gaven ze beroemde feesten. Luchino kreeg onderricht in muziek, schilderkunst en de literatuur. Aanvankelijk dompelde hij zich onder in die wereld van weelde. Hij schilderde, verzamelde kunst maar hield zich vooral bezig met het fokken van renpaarden. Zijn interesse voor film kwam pas laat, op zijn dertigste, waarmee zich een ander leven aandiende.
Coco Chanel Coco Chanel was al de koningin van de mode toen zij en Visconti elkaar in 1935 leerden kennen. Visconti die openlijk homoseksueel was, zag haar als goede vriendin; Chanel wilde ‘meer’. Ze vonden elkaar in een gedeelde esthetische fascinatie. Hoewel Visconti niets met het fascisme te maken wilde hebben – het was een van de redenen dat hij uit Italië was vertrokken, was hij wel geïnteresseerd in bepaalde uitingen ervan, zoals de films van Leni Riefenstahl en, na een bezoek aan Duitsland, de militaire parades en de knappe militairen. De elite, zowel in Italië als in Frankrijk, heulde aanvankelijk met het fascisme, Chanel voorop. Maar het was ook Chanel geweest die hem voorstelde aan de filmmaker Jean Renoir, die hem inhuurde als assistent bij Une partie de Campagne (1936) en Les bas-fonds (1937) en hem kennis liet maken met het marxisme en het communisme, waarna graaf Visconti een communist werd.
Ossessione (1943) Visconti’s eerste film, een adaptatie van het boek The Postman Always Rings Twice wordt gezien als de film waarmee het neorealisme zijn intrede deed in Italië. De stroming stelde de overlevingsstrijd van de arbeider centraal. Ook filmmakers als Antonioni, Rosselini en De Sica waren neorealisten. Hun films kenmerken zich door een ongepolijste, ruwe stijl en werden op locatie gedraaid met veelal ongeschoolde acteurs. Ossessione heeft een broeierige seksualiteit. De film gaat over een zwerver die bij toeval terechtkomt in een café in een dorp en verliefd wordt op de vrouw van de uitbater. En zij op hem. Een crime passionel maakt een einde aan hun romance. La terra trema (1948) Werd lang gerekend tot een van de tien beste films aller tijden, maar is inmiddels in vergetelheid geraakt. Visconti maakte de film in een vissersdorp in Sicilië en gebruikte de bewoners als acteurs – geheel volgens de regels van het neorealisme. Hij financierde de film deels met geld van de communistische partij, deels met eigen kapitaal. Zijn rijkdom bleef natuurlijk een punt van discussie: Visconti, de aristocraat, die zich buigt over het proletariaat. Het kon niet iedereen bekoren, al is de epische ruim tweeënhalf uur durende film visueel nog altijd een hoogtepunt in zijn oeuvre.
Theater, opera en Maria Callas In de jaren 50 ging Visconti er naast film ook theater bij doen en werd een van de regisseurs die het moderne toneel naar Italië haalde, met werken van Jean Cocteau, Jean-Paul Sartre en Arthur Miller. In 1950 zou hij ook zijn eerste opera regisseren in La Scala in Milaan nadat hij Maria Callas ontmoette – ‘Alleen haar naam al was geniaal en ook zonder dat ze zong bewogen de kroonluchters in de zaal’. Met haar zou hij onder meer La Traviata opvoeren. Vanaf het moment dat hij meer betrokken raakt bij het theater en de opera, nam hij langzaam afstand van het realisme. Hij ontdekte hoeveel hij hield van decors en kostuums, juist de facetten die vloekten met het neorealisme. In zijn films ontdekte Visconti in die tijd de literaire adaptatie, met Senso (1954) waarin ook de muziek (van Bruckner en Verdi) een grote rol speelde. Andere adaptaties waren Le notti bianche (1957), met Marcello Mastroianni en Maria Schell. En Rocco e i suoi fratelli (1960) – hoewel hij in die film nogmaals de arbeidersklasse als onderwerp nam, over een Siciliaanse familie die naar Milaan trekt voor een beter leven. De film was zijn persoonlijke favoriet.
[caption id="attachment_23336" align="alignnone" width="640"] Met Maria Callas[/caption]
Il Gattopardo (1963) Is misschien wel Visconti’s meest autobiografische film, over een oudere aristocraat (gespeeld door Burt Lancaster) die geconfronteerd wordt met het einde van zijn tijdperk als zijn neef zich tegen hem keert en een burgermeisje verkiest boven een aristocratische nicht. Van de balscènes (waarvoor de feesten vroeger bij hem thuis als voorbeeld dienden) tot de manieren van de aristocratie: het was bekend terrein voor de regisseur. Claudia Cardinale speelde een van de hoofdrollen en noemde Visconti ‘streng, ongeduldig, boos en wreed.’ Een andere actrice sprak over een ‘middeleeuwse baron met een zweep.’
Helmut Berger Drie keer zou Visconti Helmut Berger casten, nadat hij de Oostenrijkse acteur had ontmoet op de set van Le streghe (1967) waarvoor hij een episode maakte. Berger werd Visconti’s geliefde en de hoofdpersoon in The Damned (1969) over een rijke familie die zich bekeert tot het fascisme; alsook in Ludwig (1973) een vier uur durende film over de krankzinnig geworden koning van Beieren– het was ook de film waarin Romy Schneider nog een keer Sissi speelde, maar dan een duistere Sissi, zoals ze echt moet zijn geweest; en in Conversation Piece (1975) met Burt Lancaster als hoogleraar die een kamer moet verhuren aan een luidruchtig stel Italianen. De films en dan met name The Damned, waarin Bergers personage zijn eigen moeder verkracht, bevatten veel expliciet geweld.
Death in Venice (1972) ‘Op een of andere manier zijn al mijn films gedrenkt in Thomas Mann,’ zei Visconti ooit. Zijn latere werk in ieder geval – toen hij het neorealisme achter zich had gelaten en zijn films steeds barokker waren geworden. Hoewel Death in Venice ook een cereberale toon heeft, misschien wel door de Vijfde Symfonie van Mahler als soundtrack en het verhaal, over een stervende componist (Dirk Bogarde) in Venetië die erotische gefixeerd raakt door een Poolse jongen, Tadzio. De film is deels ook gebaseerd op Visconti’s eigen jeugd. Zo had hij voor de aankleding van de moeder van Tadzio zijn eigen moeder in gedachte, die hij zijn hele leve vereerde. De kritiek haatte de film.
Hij zou 120 sigaretten per dag hebben gerookt en dat was waarschijnlijk ook de aanleiding voor de beroerte die Luchino Visconti trof toen hij Ludwig aan het filmen was. Hij herstelde er nooit meer helemaal van. Zijn laatste twee films regisseerde hij vanuit een rolstoel. Twee maanden voordat zijn laatste film L’Innocente in première ging op het Filmfestival van Cannes, stierf de regisseur. Officiële doodsoorzaak: griep en hartfalen. Hij werd 69 jaar.
Close up: tussen hartstocht en waarheid: zondag, NPO 2, 19:15 uur
Documentair portret over de beroemde Italiaanse filmmaker.