Kunnen de grappen van cabaretier Roué Verveer die hij maakte in zijn Surinaamse voorstelling nog in dit tijdsgewricht?
22-06-2020
•
leestijd 5 minuten
•
815 keer bekeken
•
DOOR ANNEMART VAN RHEE
BEELD HH
Op het moment dat Roué Verveer weer begon op te treden in zaaltjes van 30 man, kwam het racismedebat in een stroomversnelling terecht. ‘Ik ben optimistisch over de toekomst.’
Zijn eigen show Zo goed als nieuw staat wegens corona voorlopig nog on hold. En in de Amsterdamse comedyclub Toomler treedt hij pas sinds begin juni af en toe op voor 30 mensen. Toch heeft cabaretier/acteur Roué Verveer (47) het razend druk. Binnenkort verkast hij met zijn gezin naar een appartement in Amsterdam. Dus moet hun huidige onderkomen leeg. Een verschrikking wanneer je ergens 20 jaar woont, vertelt Verveer over die opruimexercitie: ‘Dan vraag je je af: waarom hebben we al die shit zolang bewaard? Boeken die je nooit meer gaat lezen, oude Surinaamse paspoorten met gaten erin geknipt, studiepassen van vroeger van de UvA, presentjes die ik kreeg tijdens optredens.’ En kleding. Ongelooflijke hoe- veelheden kleding. De Verveers zijn ‘nogal op de hoogte’ op dat gebied, omschrijft Roué de geza- menlijke voorliefde voor hippe merken en labels. ‘Sommige din- gen zijn maar een of twee keer gedragen. Farah sorteert ze voor giveaways in dozen met 10, 12 stuks. Zet ze op Instagram: wie wil dit hebben? Stuur een leuk bericht en je krijgt het. Het lijkt hier wel een postbedrijf.’
Deze week is zijn show Typisch Surinaams voor het eerst op televisie te zien. Niet in het kader van Black Lives Matter-protesten (‘we waren met het gezin op weg naar De Dam, maar zijn omgekeerd vanwege de drukte’), zegt hij. De cabaretier vermoedt dat de NPO de uitzending als een soort pleister op de wond beschouwt omdat het populaire Keti Koti Festival vanwege covid-19 is afgelast. Verveer maakte met dit geheel Surinaams gesproken program- ma – opgenomen in Carré in Amsterdam – vol improvisaties, nostalgische jeugdherinnerin- gen en zelfspot furore in 2013. Het was zo’n hit dat er edities in 2016 en 2019 volgden waarmee hij in Amsterdam, Rotterdam en in Paramaribo het theater in ging. In Suriname haalde hij de voorpagina’s omdat liefhebbers al om zes uur ’s ochtends in de rij stonden om een kaartje te bemachtigen.
Hoe kwam je op het idee om de show compleet in het Surinaams te doen? Ik deed dat eerst alleen op feestjes bij Surinaamse mensen. Maakte ik in het Surinaams grappen over Paramaribo, Surinamers en hun gewoontes. Plagerijen, geen pesterijen. Ik dacht niet aan grotere zalen omdat ik twijfelde of er voldoende belangstelling voor zou bestaan. Verder aarzelde ik omdat er ook publiek op af zou komen dat het dan niet zou kunnen volgen. Vertalen heeft geen zin, was toen mijn overtuiging. Sommige dingen kun je niet omzetten en humor moeten uitleggen, is de dood in de pot. Maar ik veranderde van mening na een optreden tijdens een show met Surinaamse zangers. Ik was master of ceremonies en praatte het programma aan elkaar: de men- sen gingen kapot van het lachen. Daardoor kwam het besef: misschien moet ik het toch doen. It exploded, kaarten waren zo uitverkocht. De directeur van Carré zei me later dat hij nog nooit zo’n orkaan aan lach-decibellen had gehoord.
Is dat typisch Surinaams: kapot gaan van het lachen? Zeker. Maar wij Surinamers lachen niet. Wij geven ons over aan de emotie van de lach. We liggen helemaal vlak, gillen het uit. Nederlanders kunnen hard lachen, maar blijven altijd bewust van zichzelf. Wij geven ons over, staan op uit onze stoelen of liggen ernaast, slaan op de leuningen, high fiven met elkaar, krijsen. Heel mooie bijkomstigheid: Surinamers zagen mijn optreden in Carré niet alleen als een show. Ze beleefden het als een bijeenkomst, kwamen in prachtige pakken en jurken en ook in klederdracht. De voorstelling bezorgde hen een trots gevoel. Zo van: kijk eens wat hij teweeg brengt, Carré is van ons. En: je hebt gedurfd om ons in eigen taal een spiegel voor te houden. Die reacties vond ik indrukwekkend en ontroerend. Ook typisch Surinaams: we zijn altijd happy. Het is een raar ding: als je hier woont, denk je dat het super slecht gaat in Suriname. En misschien is dat ook zo. Maar onze optimistische attitude houdt ons op de been. Wanneer ik terugdenk aan de jaren tachtig, dan overheerst het gevoel van een topjeugd. Maar er was schaarste, we leefden geïsoleerd en primitief omdat door Bouterse niemand zaken met Suriname wilde doen. Ik heb in de rij gestaan voor voedselpakketten, we hadden honger. Ging een apparaat kapot, dan had je pech. Er waren geen onderdelen.
Je artistieke nachtmerrie komt nu toch uit: jouw show wordt ondertiteld op tv. Zit je met gekromde tenen? Nee. En ik snap bovendien dat de publieke omroep het doet. Anders komen er natuurlijk mensen die roepen: hallo, dit zijn ook onze belasting- centen, wij willen het kunnen verstaan. Logisch gedacht. Ik heb uiteraard wel meteen gezegd dat ik die vertaling voor uitzending wilde bekijken. Zien of het klopt en werkt. Ik moet zeggen dat het behoorlijk gelukt is. Iedereen kan het volgen. Maar of ze het ook allemaal kunnen voelen? Dat weet ik niet. Ik heb het veel over Suriname in de jaren 80 en 90. Dat is voor een aantal kijkers heel herkenbaar, en voor anderen – ondanks de vertaling – minder.
Je hebt het over vrouwen met prikbaarden, eetgewoontes en over lui winkelpersoneel in Paramaribo. Kunnen die grappen anno 2020 nog wel nu de politieke correctheid oprukt? Ik heb een soort theorie, maar ik moet kijken of die nog klopt. Want de wereld verandert. Mijn stelling: je kunt overal grappen over maken. Punt is: je moet menen wat je zegt, oprecht zijn dus, of zelf een bepaalde situatie hebben meegemaakt. Een goed voorbeeld is Micha Wertheim. Micha heeft keelkanker gehad en hij heeft dat overleefd. Toen hij terugkeerde op het podium heb ik keihard gelachen om zijn grappen over kanker. Ik kan ze niet maken, ik heb nooit kanker gehad. Grappen over lui winkelpersoneel in Suriname hoeven niet discriminerend te zijn, je kunt ze maken als je in Paramaribo bent geweest. Dat je zegt: kom ik daar in die en die shop en krijg ik zo’n behandeling. Dan gaat echt niemand verontwaardigd reageren: hé wat roep je nou.