Hoe regisseur Pieter Kuijpers zich voorbereidde op het maken van The spectacular – een serie over IRA-aanslagen in Limburg.
1989 was niet alleen het jaar dat de Berlijnse muur viel, maar ook de tijd dat er vredesonderhandelingen liepen tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Het leek erop dat er eindelijk een einde zou komen aan ‘The Troubles’, het Noord-Ierse conflict. Maar terwijl de hoge heren in het diepste geheim vergaderden, gingen op de ‘vloer’ de aanslagen gewoon door. Ook buiten Ierland: zo werd het zuiden van Nederland in die tijd opgeschrikt door een reeks gruwelijke IRA-aanslagen. Ze waren gericht tegen Britse soldaten, die, gelegerd in bases in Duitsland, veel uitgingen in Roermond. Producent en regisseur Pieter Kuijpers, geboren en getogen in Tegelen in de buurt van Venlo, herinnert zich de aanslagen nog goed. ‘Het verbazingwekkende’, zegt hij, ‘is dat het heel grote aanslagen waren, maar dat er relatief weinig aandacht voor was.’ Het eerste slachtoffer viel in 1988 in Roermond: een Britse militair die na een avond stappen in koelen bloede werd vermoord. Het is deze aanslag waarmee de vierdelige door Kuijpers en Willem Bosch gemaakte serie The spectacular begint. Of tenminste: eerst is er een exposé, waarmee aan de hand van archiefmateriaal de Ierse kwestie kort wordt uitgelegd en in zekere zin ook een verantwoording wordt gegeven voor de dramatische keuzes die zijn gemaakt. Dat is nodig, want het is geen eenvoudige materie die de serie aansnijdt en het was, zegt Kuijpers, een van de grotere uitdagingen ‘om het niet te ingewikkeld maar ook niet te simpel te maken’. ‘Je hoeft niet alles te snappen, de strijd tussen de IRA en Groot-Brittannië is heel complex, maar de grote lijn moest kloppen.’ Tegelijkertijd is The spectacular een thriller, fictie en kan dus niet alles kloppend zijn. Voor de research had Kuijpers veel contact met Cees Verhaegen, de man die eind jaren 80 aan het hoofd stond van het team dat belast was met het onderzoek naar de aanslagen in Limburg. ‘Verhaegen is ook een van de adviseurs geweest van het non-fictie boek dat journalist Paul Gageldonk in 2015 schreef over de zaak. We hebben de rechten van het boek gekocht en er dankbaar gebruik van gemaakt.’
Maar hoe belangrijk de feiten zijn, de serie is fictie. ‘Tegen Verhaegen, die echt heeft meegedacht over de inhoud zei ik: denk in fictietermen, condenseer, de dilemma’s moeten op scherp. Dat vond hij leuk om te doen, vooral omdat hij zelf allerlei theorieën had ontwikkeld en waarover hij nu verder kon fantaseren, zoals de hypothese dat er in de IRA-cel een informant zat (en misschien zelf wel twee). Dat verklaart ook waarom er zoveel ‘fouten’ zijn gemaakt. Zo werd er bij een aanslag in Duitsland een baby doodgeschoten, werd bij een andere aanslag iemand voor de ogen van zijn kinderen vermoord, en bij de tweede aanslag in Roermond, in 1990, kwamen twee Australische toeristen om het leven die nergens iets mee te maken hadden. Terroristen kunnen wel een keer een fout maken, maar hier ging wel heel veel mis. Het was heel interessant om daar vrijelijk mee aan de slag te gaan en scenario’s te bedenken die best weleens waar kunnen zijn.’
Een van de zichtbaarste aanpassingen ten opzichte van de feiten was om van de rechercheur (Verhaegen dus) een vrouw te maken. Kuijpers: ‘Daar kwam Willem mee, hij was er stellig van overtuigd dat een vrouw de hoofdrol moest spelen. Verhaegen vond dat gelijk leuk, bij mij duurde het wat langer, maar uiteindelijk was ik om. Ook omdat het dramatisch spannend is – in de IRA-cel wordt de belangrijkste rol door een vrouw gespeeld – zo konden we die twee tegenover elkaar zetten. En het gaf meer vrijheid, omdat we op deze manier wat afstand konden nemen van de werkelijkheid.’
Neem Hadewych Minis, die de rol van rechercheur genaamd Jeanine Maes met zoveel verve speelt dat je denkt dat er een echte Jeanine Maes heeft bestaan. ‘Ik wilde al heel lang iets met Hadewych doen,’ zegt Kuijpers. ‘En dit zagen we gelijk voor ons: ze is oorspronkelijk Limburgs, ze kent de cultuur en net als de fictieve Maes is ze op een gegeven moment weggegaan uit Limburg. Maar dat gevoel van diaspora kent ze heel goed.’
Door van een man een vrouw te maken, konden de makers bovendien iets van de huidige tijd naar het verleden brengen. Want dat er eind jaren 80 een vrouw aan het hoofd zou staan van de politie en al helemaal van de Limburgse politie is niet iets dat erg voor de hand zou hebben gelegen, daar is Kuijpers zich terdege van bewust. ‘Mijn ouders werkten allebei op een basisschool, allebei als onderwijzer. Op een gegeven moment werd mijn vader hoofd van de school. Mijn moeder, die beslist dezelfde kwaliteiten had en het zeker had gekund en had gewild, bleef onderwijzeres. In Limburg waren nonnen de enige vrouwelijke schoolhoofden. Voor een getrouwde vrouw was zoiets onmogelijk. Dus nee, een Jeanine Maes heeft niet bestaan. Maar het leuke aan fictie is dat het ook iets kan zeggen over het heden.’
Lees verder in VARAgids 1 vanaf bladzijde 28.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief