Waar is God in de Amerikaanse politiek gebleven? En hoe links is Hillary Clinton eigenlijk? Amerika-kenner Maarten van Rossem spreekt, vanaf zijn vakantieadres.
Wat was er het eerst: de interesse van historicus Maarten van Rossem (73) voor de Verenigde Staten, of zijn bioritme, dat maakt dat de gepensioneerde hoogleraar tot diep in de nacht nog op is, en dat hem in staat stelt tot in de kleine uurtjes de Amerikaanse kranten door te nemen en wakker te zijn wanneer zich belangwekkende gebeurtenissen voordoen aan de overkant van de grote plas, terwijl de rest van Nederland op één oor ligt? Oftewel: de kip of het ei? Het doet er niet toe. In ieder geval heeft Van Rossem op het moment dat wij hem spreken – na het middaguur, dat dan weer wel – de avond tevoren, vanaf zijn vakantieadres op Texel, naar het derde verkiezingsdebat gekeken tussen de Amerikaanse presidentskandidaten Hillary Clinton en Donald Trump. Nou ja: deels. ‘Ik heb het na veertig minuten uitgezet. Het is zonde van de tijd. Een volkomen nutteloze exercitie. Hij is een gek en een warhoofd. Zij is goed voorbereid, maar zit ook veel te veel in de debatmodus. Ze zat hem constant te pesten. Het is dramademocratie, daar heb je niks aan. Het zou moeten gaan over concrete zaken: welk beleid is er de afgelopen jaren gevoerd, wat vind je daarvan en wat wil je voor de toekomst? Ik vond het vrij irritante flauwekul.’ [blendlebutton]
Toch valt in de pap van de verkiezingsdebatten af en toe een krent te ontdekken. Zo wilde Trump niet verklaren dat hij zich bij de verkiezingsuitslag zou gaan neerleggen. Ook meldde hij dat hij de openstaande vacature in het Hooggerechtshof wil opvullen met een rechter die pro life is, oftewel: tegen abortus. Die aankondiging leidt tot de vraag of God nog wel een rol speelt in de Amerikaanse politiek. Immers, de zakenman-politicus is naar eigen zeggen presbyteriaan, maar heeft het tijdens zijn verkiezingscampagne maar weinig over devotie, en betoont zich ook in zijn privéleven – vijf kinderen uit drie huwelijken, opscheppen over het versieren van getrouwde vrouwen – bepaald geen uitdrager van de christelijke waarden die zijn Republikeinse partij zo belangrijk vindt. God is dan ook op de terugtocht, zegt Van Rossem. ‘Zonder twijfel. Dat blijkt uit cijfers van kerkelijke genootschappen in de Verenigde Staten. Vooral onder jonge mensen ligt het actieve lidmaatschap veel lager dan dertig jaar geleden. Dat is begrijpelijk: de evangelical christians (aanhangers van een orthodox protestantisme, red.) zijn opgekomen, en die propageren een heel primitieve manier van je godsdienst belijden. Niet erg aantrekkelijk.’
Dat wil echter niet zeggen dat godsdienst een verwaarloosbare factor is geworden. Van elke Amerikaanse politicus, zeker van degenen met een nationale spanwijdte, wordt een bepaalde mate van religiositeit verwacht. Onderzoeksbureau Pew Research Center becijferde eerder dit jaar dat 51 procent van de Amerikaanse volwassenen atheïsme als een zwakte ziet van een potentiële president. Bijna 40 procent vindt dat het onderwerp godsdienst in aanloop naar de verkiezingen te weinig is besproken. Het thema komt inderdaad weinig aan bod, en dat ligt aan de kandidaten, denkt Van Rossem. ‘Religie is voor Trump geen kernpunt. Voor de Amerikaanse bevolking ook niet. Wel voor de trouw stemmende minderheid van de evangelicals. Binnen die gemeenschap is discussie geweest over Trump. Zij is enigszins ontheemd geraakt, electoraal gesproken, net als bijvoorbeeld de mormonen. Trump moet dan ook dingen zeggen die hen binnenboord houden.’
Hetzelfde geldt voor de zittende president Barack Obama. Hij was de eerste die in zijn inaugurale rede, in 2009, atheïsten expliciet noemde als onderdeel van het Amerikaanse volk: ‘Wij zijn een natie van christenen en moslims, joden en hindoes en ongelovigen.’ Wellicht een voorbode van een nieuwe tijd, maar tot een coming-out van ongelovige politici heeft de uitspraak vooralsnog niet geleid: op dit moment tellen beide kamers van het Amerikaanse Congres, 535 leden sterk, geen enkele openlijke atheïst. Van Rossem bespeurt een religieus sentiment in de Amerikaanse samenleving dat stevig is, hoewel basaal. Daarbij haalt hij zijn Amerikaanse familie aan. ‘Ik heb een neef en nicht in Boston en een neef in Columbus, de hoofdstad van de deelstaat Ohio. Het zijn trouwe kerkgangers, maar het geloof steekt niet diep. Ga eens mee, zeggen ze, het is leuk. Het gaat hun meer om het sociale aspect. Ze zijn actief in de lokale charitas.’
Juist tegenover die lokale charitas heeft Obama vanuit de federale overheid iets structureels gezet. Zijn misschien wel grootste politieke prestatie, de invoering van een algemene ziektekostenverzekering die de bijnaam Obamacare kreeg, heeft als doel om zoveel mogelijk Amerikanen toegang te bieden tot betaalbare medische zorg, zonder een beroep te moeten doen op al dan niet kerkelijk georganiseerde liefdadigheid. Je kunt de wet beschouwen als een stap in de richting van West-Europa, waar een algemene ziektekostenverzekering al lang gemeengoed is (net als, overigens, de leegloop van kerken). Voormalig correspondent Eelco Bosch van Rosenthal poneerde eerder in dit blad de stelling dat Amerika onder Obama Europeser is geworden. Van Rossem neemt de tegenovergestelde positie in. ‘Dat kun je absoluut niet zeggen. Barack Obama is een voor Amerikaanse begrippen linkse president en vanuit dat perspectief heeft hij nuttige dingen gedaan. Wat echter vergeten wordt, is dat de Verenigde Staten niet alleen presidentiële verkiezingen kennen, maar ook verkiezingen halverwege een presidentstermijn, de zogenoemde midterm elections. Daar komt een ander electoraat opdraven: kleiner, conservatiever, blanker. Een betrekkelijk progressieve president in het Witte Huis wordt derhalve constant gesaboteerd door een aartsconservatief parlement. Dat gaat met Hillary Clinton, mocht ze namens de Democratische partij het presidentschap veroveren, niet veranderen.’
En dat terwijl Clinton bepaald niet als een linkse politica wordt gezien. Volgens sommige Democratische kiezers – actrice Susan Sarandon zei het in april nog, op website Vulture – geldt ze zelfs als de beste Republikeinse presidentskandidate. Het is ongetwijfeld een verwijzing naar haar echtgenoot Bill, die in de jaren negentig wel eens spottend de beste Republikeinse president ooit werd genoemd. Massale opsluiting van criminelen, keiharde drugsbestrijding, deregulering van de bankensector en het Noord-Amerikaanse vrijhandelsverdrag NAFTA, dat voor veel gewone arbeiders slecht heeft uitgepakt: stuk voor stuk Republikeins aandoende maatregelen van een Democratische president. Dat hij inmiddels voor elk daarvan zijn excuses heeft aangeboden, doet daar niet aan af. Clinton staat bovendien bekend als een havik. Waar het interventiepolitiek betreft, heeft zij geen schitterende rol gespeeld, meent Van Rossem. Zo stemde zij in 2002 als senator vóór de Irak-resolutie, waarmee de toenmalige president George W. Bush ten oorlog wilde trekken. Aangezien het een publiek geheim is dat ze politieke beslissingen altijd met haar man bespreekt, heeft ze zeker met hem overlegd. ‘Een bekende uitspraak van Bill is: Better strong but wrong than weak but right. Als Amerikanen zich onzeker voelen, stemmen ze liever op een president die sterk is en fout zit, dan op iemand die zwak is maar gelijk heeft. Nou, dan weet je wel hoe de wind waait in die kringen. Obama was tegen de resolutie. Dat siert hem.’
Maar toch, als hij het heden vergelijkt met de jaren negentig, is Clinton veel linkser geworden, vindt Van Rossem. ‘Over de hele linie is haar programma anders dan toen. Zij is enorm opgeschoven. Mede onder druk van Bernie Sanders, dat wel.’ Sanders, senator voor de deelstaat Vermont, wilde net als Clinton een gooi doen naar het presidentschap van 2016 namens de Democratische partij, maar faalde. Hij hield het echter verrassend lang vol, onder meer dankzij een sociaal-democratisch programma met veel aandacht voor ongelijkheid en een corrupte elite. In hoeverre Clinton zich door Sanders naar politiek links heeft laten trekken, weet Van Rossem niet. ‘Sanders heeft wel eens gezegd dat Denemarken zoveel beter georganiseerd is dan Amerika. Het antwoord van Clinton luidde: Amerika is geen Denemarken. En daarbij klonk ze enigszins geïrriteerd. Als ik haar in de Nederlandse politieke situatie moet plaatsen, denk ik dat je Clinton moet zoeken aan de linkerkant van de VVD.’