Bij de start van het derde en laatste seizoen van Hollands hoop verklaart Marcel Hensema (49) zijn eigen midlife crisis. ‘Op een tv-set word je gepamperd, maar alleen thuis is dat anders. Ik dacht: wie ben ik nou?’
Je bent opgegroeid in Hoogezand- Sappemeer. Klopt, mijn ouders hadden daar een snackbar met een kroeggedeelte, wat ik als kind heerlijk vond. Ik had veel vrijheid, want mijn ouders waren altijd aan het werk. De Groningse keuken is niet geweldig, maar eierballen zijn niet te versmaden. Ken je die? Mijn moeder maakte ze zelf, in mijn schoolpauze kwam ik naar de zaak, waar een pan stond met honderdvijftig eieren die ik mocht pellen. Vooral hield ik van lekker observeren, stamgasten, bezoekers. Zat ik onder tafel te luisteren. Daarnaast was ik verzot op de wereld van André van Duin en De Mounties. Zoiets wilde ik worden: komiek. Als kind was ik veel extraverter dan nu, ik wilde altijd in het middelpunt van de belangstelling staan. Waar kwam dat vandaan? Psychologie van de koude grond natuurlijk, maar vast om aandacht van mijn immer drukke ouders te trekken. Ik zong liedjes, maakte medleys van Nederlandstalige nummers en daar trad ik mee op. Later ging ik met een vriendje naar Groningen, om op straat muziek te maken. We speelden op personeelsfeesten en af en toe verdiende het best aardig. We moesten heel proactief zijn, want als je op straat saai bent, lopen ze weg. Als het stil wordt in het publiek, word ik nog steeds onzeker.