Daar zat ze, in het flikkerende licht van de tl-buizen, als een engel van papier-maché. Haar handen lagen gevouwen in haar schoot, de blik zacht en lief, doch ook doordringend, klaar om door onze tere speelgoedzieltjes heen te prikken. Ze leek op Maria uit The sound of music. Haar ogen waren blauw als smurfensnoep en haar tanden spierwit, ze stonden zo recht als bermpaaltjes. Ik wist vrijwel zeker dat zij nooit naar meneer Van der Leek hoefde voor een losgeraakte tand of kies. Misschien moesten alleen de kinderen daarheen die wel vaker iets kwijtraakten, zoals hun geheugen of een grote broer – iedereen op De Regenboog wist dat de mijne dood was. Hij verongelukte toen hij zonder om zich heen te kijken bij de Dijkgraaf den Dekkerweg overstak en door een bus werd geschept. ‘Op slag dood’, stond er in het politiedossier. Dat was toen, op de eerste schooldag in september 1995, bijna twee jaar geleden. De melktanden en verstandskiezen van mijn dode broer zaten in een houten bakje dat in een van de vensterbanken van de boerderij stond. Bij sommige tanden zat de wortel er nog aan. Ik vreesde dat het wisselen van de mijne betekende dat ik op een dag ook zou verongelukken. Niet geschept door een bus maar door het leven, want het leven raasde maar door en de kans op een botsing was groot en zou groter worden naarmate ik ouder werd. Ik wist zeker dat ik op een keer mezelf zou verliezen, zoals ik ook steeds mijn geheugen verloor: ik kon niets van wat ik leerde en van wat ik zag onthouden, behalve de juffrouwen, die bewaarde ik in een nisje van mijn herinnering. Zo ook de papier-maché-engel: juf Christa. Even flikkerden de tl-buizen toen ze ons in de kring welkom heette, maar achteraf gezien denk ik dat dit een vonkje was en dat daardoor mijn hart wat sneller achter mijn gloednieuwe, appelgroene vestje ging bonken. Simon Carmiggelt schreef ooit: ‘Verliefdheid: een soort verheven koorts, die het bestaan plotseling zin geeft’. En man, wat had mijn bestaan plots zin! Ik was vier jaar en barstte van levenslust nu juf Christa in mijn bestaan was gekomen, en ze ons als eerste het liedje ‘Hoofd, schouders, knie en teen’ aanleerde. Ik hobbelde overal achteraan, wist niet goed waar de lichaamsdelen die we moesten aanraken zich bevonden – mijn coördinatie was om te huilen. Toch bleef één zinnetje me bij: ‘Dan ben je zo bijzonder dat niemand het gelooft’. Ik vermoed dat het hier is begonnen, dat het speciaal- zijn hier ontkiemde, net als de fantasieën over beroemd worden, over gezien worden. Het viel me direct op dat de ogen van de juf anders waren dan die van mijn moeder. Niet mooier of minder mooi, gewoon anders. Voor het eerst keken de ogen terug, werd ik gezien, écht gezien. Voor mijn ouders was de wereld na de dood
van mijn broer in nevelen gehuld, maar hier op school trok de mist op. Ik bedacht pas later dat deze eerste verliefdheid een soort goudkoorts was: je zoekt en je graaft naar dat wat glinstert, naar dat wat je rijk maakt, maar als je dan iets vindt, blijkt de beurs plots gedaald, blijkt dat waar je zo naar verlangde niet zoveel waard. Goudzoekers zijn eigenlijk op zoek naar geluk; pas als ze stoppen met zoeken, ligt het vaak ineens binnen handbereik. En ook al was ik nog jong, ik was oud genoeg om te weten dat je geluk niet kunt stelen, dat je niet een persoon kunt jatten. Toch was het dat jaar dat ik in een rover veranderde. Ik begon met kleine trofeeën en plunderde daarvoor alle jaszakken van mijn klasgenootjes. Verliefdheid gaat vaak hand in hand met hebzucht, en wat was ik inhalig, wat was ik hebberig. Het liefst wilde ik juf Christa stelen, maar ik wist ook dat mijn rugzak al gevuld was met een dinodrink-beker vol karnemelk en siroop en een pakje ligakoeken. De juf zou er onmogelijk tussen passen. Daarom probeerde ik me zo veel mogelijk haar blik toe te eigenen, ik wilde in die blauwe-smurfen- snoepogen zwemmen, ik wilde dat ze met een perforator gaatjes in mij zou maken als in een kijk- doos, en dat ze de hele dag naar binnen zou loeren om te zien wat er zich in mij afspeelde – door de gaatjes zou er ook wat meer licht binnenkomen.
Voorpublicatie uit het Boekenweekessay Warmtefort van Marieke Lucas Rijneveld dat in de Boekenweek (9 t/m 17 april) in de boekhandel te verkrijgen is.
Lees meer in VARAgids 15 vanaf bladzijde 24.
Meer over:
artikelenOntvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief