Karim pakt zijn kans gaat over kansenongelijkheid in het onderwijs, net als onlangs De publieke tribune en natuurlijk Klassen. Vier personen uit die drie tv-producties over het –plotseling actuele – thema.
Het is niet in de laatste plaats dankzij de televisie dat kansenongelijkheid in het onderwijs, toch niet het swingendste thema, gestaag zijn plek verovert in het maatschappelijke debat.
Blikvanger is natuurlijk de serie Klassen, de recent uitgezonden documentairereeks van omroep HUMAN waarvoor een jaar lang werd gefilmd op basisscholen en middelbare scholen in Amsterdam-Noord. Die leverde heel wat media-aandacht op. Juffen en leerlingen mochten aanschuiven aan talkshowtafels, beschouwingen vulden krantenkolommen en radio-uitzendingen. Daarmee hield het niet op. De publieke tribune ging twee weken geleden over kansenongelijkheid in het onderwijs in Heerlen, en aanstaande zondag herhaalt de NTR Karim pakt zijn kans, een serie waarin docent Karim Amghar het onderwerp vanuit verschillende hoeken verkent. Kennelijk raakt het thema een snaar. Het niveau van vijftienjarige scholieren in Nederland daalt al jaren, zo laat het internationale vergelijkende onderzoek PISA zien. Twee jaar geleden bleek uit de resultaten zelfs dat we zijn weggezakt tot onder het gemiddelde van de 37 rijke landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Afgelopen december berekende het Centraal Planbureau (CPB) datniet de intelligentie van een kind, maar de sociaal-economische situatie van diens ouders bepalend is voor de schoolcarrière.Meer nog dan tien jaar eerder, toen dubbeltjes het ook al moeilijk hadden om kwartjes te worden.
Wanneer spreek je van kansenongelijkheid? ‘Als ik een kind in de klas heb dat een hoger advies voor de middelbare school had gekregen als het míjn kind was geweest,’ antwoordt Astrid Brugman. Brugman is een van de leerkrachten die te zien waren in Klassen. Ze geeft les op De Vier Windstreken, een basisschool met veel kinderen uit een achterstandsmilieu. We spreken haar via een videoverbinding, tegelijk met haar collega Jolanda Rietel, ook uit Klassen. Ongelijkheid draait vaak om taal, zegt Brugman. Denk aan het jongetje Yunuscan, uit de serie, dat thuis Turks praat en daarom simpelweg minder woorden kent dan sommige klasgenootjes. ‘Een moeder die Nederlandse liedjes zingt en verhaaltjes vertelt: dat hebben die kinderen niet. Vaak zijn het grote gezinnen, waar sowieso niet veel gesproken wordt.’ Rietel: ‘Het geldt ook voor de kinderen van Nederlandse ouders. Daar spelen achterstandsproblemen, zoals armoede. Alle kinderen bij ons op schoolmoeten er veel harder voor werken.’
Karim Amghar omschrijft het zo: ‘Kansenongelijkheid gaat over het niet bereiken van je potentieel.’ De zin heeft een persoonlijke betekenis voor hem: ook Amghar begon zijn schoolcarrière met een achterstand. ‘Ik kom uit een gezin met een lage sociaal-economische status. Mijn vader was een arbeidsmigrant van de eerste generatie uit Marokko, analfabeet. Ik had reusachtig veel broers en zussen: we waren met zijn elven thuis. Dat betekende dat er geen rust en regelmaat heerste en dat ik geen plek had om kalm mijn huiswerk te maken. Dan is het lastig om te floreren.’ Amghar maakte de eindtoets van de basisschool op havo-niveau, maar kreeg een advies voor vmbo-kader – ondermeer vanwege zijn thuissituatie, met ouders die nooit op school kwamen. Het knakte zijn zelfvertrouwen en maakte hem jarenlang boos op de samenleving, vol gevoelens van teleurstelling, miskenning, vatbaar voor de slachtofferrol. Op zeker moment herpakte hij zich, voltooide een hbo-opleiding en ging in het onderwijsveld werken, onder meer als docent op een mbo en hbo en als gever van lezingen. Twee jaar geleden verkende hij voor de NTR het thema van kansenongelijkheid in de serie Karim pakt zijn kans. Een boek is in de maak.
In tegenstelling tot wat sommigen denken, komt kansenongelijkheid niet in de eerste plaats voort uit discriminatie, aldus Amghar. ‘Het grootste probleem ligt op sociaal-economisch vlak. Het begint ermee dat een kind op een krakkemikkig fietsje naar school komt, met honger, in dezelfde kleren. Misschien is het moe, omdat het gisteren tot elf uur ’s avonds nog op straat heeft rondgehangen. Zijn ouders letten niet op, omdat ze door financiële moeilijkheden in de overlevingsstand staan en andere prioriteiten hebben. Zoiets gaat ten koste van je IQ. Dat is bewezen.’ Zijn betoog sluit naadloos aan op dat van Jordy Clemens, SP-wethouder in Heerlen. In Clemens’ portefeuille zitten onderwijs, jeugd, cultuur, erfgoed en wonen. De wethouder discussieerde met streekgenoten over de situatie in zijn stad in De publieke tribune. Heerlen is een van de kansarmste gemeenten van Nederland, zo wees onderzoek van de Erasmus Universiteit vorig jaar uit. Wie er in een arm gezin geboren wordt, verdient als dertiger duizenden euro’s bruto minder per jaar dan iemand uit hetzelfde milieu in een kansrijkere plaatsen tot wel 30.000 euro minder dan een landgenoot uit een rijk gezin. ‘Omstandigheden maken de mens,’ zegt Clemens dan ook. ‘Het percentage jongeren dat een hogere opleiding gaat volgen, ligt in Heerlen beduidend lager dan in vergelijkbare steden. Kunnen onze kinderen dan minder, zijn ze minder slim? Onzin. Volgens mij leven wij in een maatschappij die niet dezelfde, goede omstandigheden creëert als voor kinderen in Amsterdam-Zuid of in een dorp in het Limburgse Heuvelland.’ Zelfs binnen Heerlen zijn de verschillen groot, voegt Clemens toe. De levensverwachting van een baby uit de betere buurten is maar liefst zes à zeven jaar hoger dan van een kindje uit een achterstandswijk. ‘Het enige wat zo’n kind daarvoor gedaan heeft, is geboren worden op een bepaalde plek.’