
De schreeuw van De Leeuw
© ANP
In het jaar dat de televisie in Nederland 75 jaar bestaat, werkt de VARAgids aan een tv-encyclopedie. Want er zit misschien wel een knop op je tv, de invloed van televisie op onze samenleving is de afgelopen kwarteeuw altijd enorm geweest. Hoe kwamen die programma’s tot stand, welke keuzes zijn gemaakt?
Hoe De schreeuw van De Leeuw (1990-1994) van Paul de Leeuw een superster maakte. ‘Met Paul wist je van tevoren nooit hoe het zou gaan.'
‘Hoe goed je ook je research had gedaan en je voorgesprekken had gevoerd: met Paul wist je van tevoren nooit hoe het zou gaan,’ legt oud-redacteur Cornald Maas uit. ‘Dat was de magie van het programma. Als Paul tijdens de repetities in staat was om alle ingrediënten op zijn eigen manier aan elkaar te verbinden, kreeg het programma vleugels.’
Al eind 1988 melden programmabaas Anton Smit en regisseur Rinus Spoor zich bij Paul de Leeuw. De twee willen voor de VARA met De Leeuw een ‘personalityshow’ maken en de jonge presentator (dan 26) heeft daar wel oren naar. Hij geniet dan al enige bekendheid, onder meer als theatermaker, radiomaker en gastpresentator in het AVRO-programma Sterrenslag. De Leeuw: ‘We hebben lang aan het idee gesleuteld. In eerste instantie was het idee om het programma te laten presenteren door Bob de Rooij, een type dat ik al speelde in mijn theaterprogramma. In Nighttown in Rotterdam hebben we een pilot opgenomen, maar dat was een totale flop.
Het VARA-panel noemde het programma “licht debiliserend”. Het werd duidelijk dat ik gewoon mezelf moest meenemen, samen met die typetjes en Cor Bakker aan de piano. Zo ontstond De schreeuw van De Leeuw.’
De presentator wil in het nieuwe programma dingen zeggen die je normaal alleen zou denken. ‘Mijn grootste kracht was denk ik dat ik soms rechtstreeks in de camera keek als ik iets zei. Ik vroeg dingen die de mensen thuis ook wilden vragen. En als iemand antwoord gaf, draaide ik regelmatig mijn hoofd naar de camera en dacht ik er hardop het mijne van. We wilden verder dingen doen die nooit eerder gedaan waren. Taboedoorbrekend wil ik niet zeggen, wel grensverleggend. Met onderwerpen die soms op het randje waren.’
In de eerste uitzending (18 maart 1990) maakt de presentator – in T-shirt en korte broek – zijn entree dwars door het publiek, onder luid applaus. ‘Ik voel me net Sonja,’ zijn z’n eerste woorden. ‘Jij bent dik, dus jij bent bij voorbaat al gezellig,’ vervolgt hij tegen een van de mensen op de tribune. De toon van de uitzending over dikke mensen is meteen gezet. We maken kennis met mevrouw Kamphorst, die de volgende dag een nieuw hart krijgt. Paul praat uitgebreid met kinderen met overgewicht, die op een bankje lekker aan de patat zitten. Erwin Olaf vertelt over zijn bijzondere portretten van dikke vrouwen. En op straat laat Bob de Rooij voorbijgangers zogenaamd het verschil proeven tussen ‘light’- en gewone kroketten. De uitzending eindigt geheel in stijl met een interview met presentator Dick Passchier – ‘is dik nou wel of niet gezellig?’ – dat expres flink wordt verstoord door de eindtune.
De VARA programmeert De schreeuw… in eerste instantie op zondagavond laat, maar na één seizoen verhuist het al naar de zaterdagavond. De Leeuw: ‘Het was echt een cultprogramma. Pas later werd het steeds populairder, ook bij jonge mensen. Om een voorbeeld te noemen: de ouders van mijn man moesten niks van het programma weten. Als het zondagavond op tv was, gingen zij naar bed en bleven de kinderen kijken. Uiteindelijk hielden we op zaterdagavond zelfs stand tegenover de Surpriseshow van Henny Huisman.’
Het succes van De schreeuw was volgens oud-redacteur Michiel van Erp vooral Paul zelf. ‘Hij was jong, raar en brutaal, hij kon de wereld op zijn kop zetten. En hij ging op een heel eigenaardige manier met gasten om. Soms superontroerend, belangstellend en diepgaand, soms gooide hij alles op een hilarische manier in de war.’ Cornald Maas: ‘Paul was als geen ander in staat om mensen die om wat voor reden dan ook tot een minderheid behoorden op een normale manier een plek te geven in het programma. Van blinden en doven tot stomapatiënten en mannen die klein geschapen zijn.’
Paul was als geen ander in staat om mensen die om wat voor reden dan ook tot een minderheid behoorden op een normale manier een plek te geven in het programma
De bekendste aflevering van De schreeuw is natuurlijk die met aidspatiënt René Klijn. Op 28 november 1992 vertelt hij op televisie openhartig over zijn ziekte en naderende dood. Samen met De Leeuw zingt hij het ontroerende ‘Mr Blue’. Op het Festival van Montreux wint de uitzending de Bronzen Roos. Maas: ‘Eind jaren 80 was aids in Amsterdam alom aanwezig, maar in talkshows werd er niet over gesproken. We vonden alleen steeds geen invalshoek voor een uitzending. Tot ik in een Amsterdams restaurant op afstand iemand zag die me bekend voorkwam. Helemaal vermagerd, doodziek. Pas achteraf realiseerde ik me dat het René Klijn was. Toen ik dat deelde tijdens de redactievergadering zei Paul meteen: die moeten we in de uitzending hebben.’
Voorbereiding van deze uitzending heeft echter nogal wat voeten in de aarde, herinnert Maas zich. ‘René leefde in volstrekte anonimiteit en kwam amper meer naar buiten. Ik heb een brief naar zijn huis in Den Haag gestuurd en uiteindelijk belde hij mij. Ik stelde hem heel direct de vraag: klopt het dat jij aids hebt? Waarop hij meteen zei: dat is zo. In het voorgesprek werd duidelijk dat René een welbespraakte en intelligente jongen was. Ik wist zeker dat hij in de uitzending overeind zou blijven, dat het niet larmoyant of sentimenteel zou worden. Dat leek mij goed, want zo’n programma maakten we niet. De uitzending is een keerpunt geweest in het denken over aids, het heeft de ziekte uit de taboesfeer gehaald. Met René Klijn kreeg aids een gezicht.’
Niet alle uitzendingen zijn overigens even goed gelukt, herinnert Van Erp zich. ‘We hadden bepaalde principes in hoe we naar de maatschappij keken, maar ondertussen moest het programma ook grappig en ontroerend zijn. Elke keer gaven we er een andere draai aan. De ene keer ging dat supergoed, maar we hebben ook stomme uitzendingen gemaakt. Daar heeft niemand het meer over. Zo hebben we een parodie gemaakt op In de hoofdrol, met de poes van Paul, Gompie. Daar ging zoveel mis… Volgens mij was de uitzending zelfs tien minuten te kort, je kunt met poezen nu eenmaal niet echt een gesprek voeren.’
De uitzending na die met René Klijn was ook niet helemaal geslaagd, herinnert Maas. Zich. ‘We hadden Sinterklaas in de studio, met – toen nog – zwarte pieten. De bekende Nederlander die geraden moest worden als piet was Loeki Knol, die ooit in jeugdseries speelde. Zij werd aan het begin van de uitzending meteen geraden. Uit arren moede vroeg Paul dan maar een vrouw op de eerste rij om haar gebit uit te doen. Dit soort gebeurden dus ook. En we hadden de poppenkast Paulus de Heidekabouter, waarin ik ook een paar poppen bediende. Paul begon vaak te improviseren, en dan kon ik soms nog net op tijd de betreffende pop aan het publiek laten zien. Die speeltuin heb ik altijd heel aantrekkelijk gevonden. Het is het meest enerverende en onvoorspelbare waar ik op tv ooit mee te maken heb gehad.’
Een mooie bijrol in de De schreeuw is weggelegd voor het decoratelier van de NOB. De Leeuw: ‘Ontwerper Chris Koolmees bedacht deze gekte.’ Van Erp: ‘Je kon daar een paar weken van tevoren decors bestellen. De ene keer was dat een ziekenhuis, dan weer een bordeel of een heel grote berg. Later bedachten we pas wat we in die decors gingen doen. Die berg gebruikten we uiteindelijk voor een uitzending over blinde mensen. Paul zat boven op die berg, de blinden moesten naar hem toe klimmen. Dat zorgde én voor hilariteit én je pakte de gasten niet met zachte handschoenen aan.’
Die berg krijgt kort daarna nog een herkansing in een uitzending waarvoor de redactie maar geen goed thema kan bedenken. Maas: ‘We hadden nog wat onderwerpen staan. Onder andere de clowns Wip en Wap, die ik zelf niet zo leuk vond, nudisten, breiende dames en een Mexicaans straatorkest. Eerst werkte het niet, maar toen bedacht Paul dat we het allemaal tegelijk moesten doen. En het dan “Tien jaar Lubbers” moesten noemen. Wie schetst onze verbazing: volgens een recensie in Vrij Nederland was dit het best denkbare commentaar op hoe de samenleving er op dat moment voor stond.’
Na 69 uitzendingen eindigt De schreeuw van De Leeuw op 24 december 1994 met een extra lange kerstspecial voor niet-gelovigen. Nog één keer trekt de presentator alles uit de kast, in een uitzending vol mooie contrasten. Na een lange en onnavolgbare preek van Bob de Rooij volgt een gevoelig duet met Toon Hermans. Toch was de koek op, zegt De Leeuw over het einde van het programma: ‘We deden alleen nog maar dingen om het lol maken. Relevante onderwerpen waren er voor ons niet meer, dus zijn we gestopt op het hoogtepunt.’
De Leeuw denkt dat De schreeuw in deze tijd zeker een comeback zou kunnen maken. ‘Zeker in deze tijd van polarisatie, waarin veel dingen ineens niet meer kunnen en alle misverstanden die er zijn. Over boeren, over vreemdelingen, over asielzoekerscentra, over slankmaak-injecties… Maar waarschijnlijk moet je het anders noemen. Misschien “Paul”, of “De Leeuw fluistert”. Er zijn meer dan genoeg onderwerpen die we vandaag de dag op een “Schreeuw-manier” zouden kunnen behandelen.’
Dit artikel komt uit VARAgids 1-2, 2026 (dubbelnummer).
In de VARAgids tv-encyclopedie wekelijks biografieën over oude en nieuwe televisieprogramma’s, aan de hand van de mensen die meewerkten of het presenteerden. We delen VARAgids-artikelen uit ons archief die in deze encyclopedie thuishoren, wekelijks aangevuld met een nieuw verhaal. Bekijk alle verhalen op varagids.nl/tvencyclopedie
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief