De romantiek van weleer mag dan zijn vervlogen, de 24 uur van Le Mans is nog altijd een monument op de autosportkalender. ‘Je kunt de race in je eentje niet winnen, maar wel verpesten.’
Voor hij de race op zijn naam schreef, maakte Jan Lammers als 14-jarige jongen kennis met de illustere 24 uur van Le Mans, althans, het toneel waarop de marathon van de autosport zich jaarlijks voltrekt. Lammers, een veelbelovend talent op weg naar een carrière in onder meer de Formule 1, werd door zijn mentor Rob Slotemaker meegenomen naar het Circuit de la Sarthe, waar op dat moment de opnames plaatsvonden voor de speelfilm Le Mans, met de Amerikaanse Hollywoodster Steve McQueen in de hoofdrol. Het jaar was 1970.
Slotemaker deed het stuntwerk voor McQueen, die hem had voorgesteld aan zijn zoontje Chad, een kleine, fanatieke motorcrosser. Die zou het vast leuk vinden om Lammers, toen al een virtuoos achter het stuur, wat kunsten te zien vertonen, dacht Slotemaker, en zo geschiedde. De jonge Lammers, ontboden in Le Mans, mocht een stukje meerijden in de iconische Porsche 917, volgens hem nog altijd de mooiste racewagen die het circuit in het noordwesten van Frankrijk ooit aandeed.
Lammers keerde terug naar Nederland met een foto met handtekening van McQueen, die de acteur hem ongevraagd in de handen had geduwd. Inmiddels hangt het plaatje in zijn keuken, maar ‘op dat moment deed het me helemaal niets,’ zegt Lammers. ‘Ik werd gecoacht om niet naast mijn schoenen te gaan lopen en was vooral bezig met mijn eigen ambities.’
Een deelname aan ‘Le Mans’ voelde nog ver weg voor Lammers, als hij er überhaupt al aan dacht. Het duurde tot 1983 voor hij terugkeerde op het dertien kilometer lange Circuit de la Sarthe, dit keer als coureur. Lammers zou daarna nog 23 keer meedoen, in verschillende klassen – in 2019 was hij er voor het laatst bij. Lammers maakt deel uit van een rijke traditie, begonnen met de eerste editie van de 24-uurs-race in het jaar 1923. Op het stratencircuit rondom Le Mans testten autofabrikanten de betrouwbaarheid en duurzaamheid van hun producties, in een strijd van de lange adem. Organisator Automobile Club de l’Ouest mikte aanvankelijk op enkele edities, maar ‘Le Mans’, tegenwoordig het pronkstuk van het World Endurance Championship, groeide uit tot een monument op de racekalender, samen met de Indy 500 en de Grand Prix van Monaco de heilige ‘Triple Crown’ van de autosport.
Grote autofabrikanten als Ferrari, Bentley, Porsche, Aston Martin, Ford en Jaguar zetten in de loop der jaren in Le Mans hun beste werk in de etalage. De uitputtingsslag bewees zich als de ultieme prestigestrijd: wie kan de beste, snelste, maar vooral bestendigste auto voortbrengen? De vraag bracht bittere rivaliteiten voort, zoals die tussen het Amerikaanse Ford en het machtige Ferrari in de jaren 60, of die tussen recordwinnaar Porsche en het Britse Jaguar in de jaren 80, waarvan ook Lammers deel uitmaakte.