We hebben niet de luxe om ons op te winden over het besmette verleden van een fictie-figuur uit een kindersprookje
Zoals vrijwel ieder jaar is ook nu weer de discussie rond het Sinterklaasfeest en Zwarte Piet opgelaaid. Maandag betoogde Quinsy Gario bij Pauw&Witteman dat Zwarte Piet een relict is uit het koloniale verleden, met een duidelijke racistische connotatie. Christopher Houtkamp denkt dat Quinsy inhoudelijk het gelijk aan zijn kant heeft, maar heeft zo zijn kanttekeningen.
Hoewel in de afgelopen decennia veel moeite is gedaan Zwarte Piet een politiek correcter karakter te geven (zie bijvoorbeeld het verhaal dat hij zijn zwarte huidskleur heeft te danken aan de schoorsteen), valt zijn koloniale verleden moeilijk te ontkennen. Toch zou het mij, als nazaat van een slavenfamilie, oprecht niet interesseren of we Zwarte Piet nu wel of niet afschaffen, maar tegelijkertijd vind ik dat iedereen de gelegenheid moet krijgen om over deze kwestie te debatteren. Ik vrees alleen dat een onevenredige focus op het Zwarte Pieten-debat het doel dat Quinsy en ik beiden nastreven, namelijk een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft op een prettig leven ongeacht afkomst, verder weg in plaats van dichterbij brengt.
In tegenstelling tot wat veel Nederlanders denken, zijn problemen rondom racisme en discriminatie nog steeds diep verankerd in onze samenleving. Er is grofweg een groep van 5 procent van de bevolking die zich schuldig maakt aan racistisch geweld en fanatiek racistische leuzen, maar het probleem beperkt zich niet tot deze groep. Zo is er bijvoorbeeld veel sociologisch onderzoek gedaan naar discriminatie op de arbeidsmarkt. Wanneer we honderden vergelijkbare motivatie-brieven en cv’s verzenden naar bedrijven en slechts de namen op de formulieren laten verschillen, zie je een onthutsend resultaat. Mensen met een Nederlandse naam worden ook onder deze voorwaarden vele malen vaker voor een sollicitatiegesprek uitgenodigd dan sollicitanten met een ‘allochtone’ achtergrond. De enige plausibele verklaring voor dit fenomeen lijkt (on)bewuste discriminatie door de werkgevers.
Een tweede bewijs voor de structurele rassenongelijkheid in Nederland is het simpele feit dat laagbetaald en ondankbaar werk onevenredig vaak wordt gedaan door mensen van allochtone afkomst. Kijkt u maar eens goed rond wie de straten en stations schoonmaken of de wc’s boenen in hotels en ziekenhuizen: u zult zien dat de overgrote meerderheid geen Nederlandse achtergrond heeft. Des hoger je komt in de bedrijfshiërarchie, des te blanker (en mannelijker, overigens) zal de populatie zijn die je daar aantreft. Sommigen stellen – volgens mij terecht – dat deze toestand een voortzetting is van de slavernij met andere middelen.
Ik hoef waarschijnlijk niet uit te leggen dat de twee voorbeelden die ik hierboven heb genoemd een enorme negatieve invloed hebben op de levens van veel allochtonen in ons land. Als grote groepen in onze samenleving ofwel hun hele leven worden gedwongen laagbetaald werk te doen, ofwel door discriminatie op de arbeidsmarkt niet aan de bak komen, is het onmogelijk om de huidige situatie van structurele ongelijkheid te doorbreken. Wat mij betreft zou deze problematiek veel hoger op de agenda van de anti-discriminatie beweging moeten staan dan de Zwarte Pieten kwestie. Het gevaar bestaat, door Zwarte Piet tot centraal thema te promoveren, dat urgentere problemen dreigen te worden ondergesneeuwd.
De groep Nederlanders die wij nog moeten overtuigen van het bestaan van racisme zal, niet geheel onbegrijpelijk, denken dat het met de discriminatie wel mee zal vallen, als de slachtoffers ervan de luxe hebben om zich op te winden over het besmette verleden van een fictie-figuur uit een kindersprookje. Het is mij veel waard om te streven naar een samenleving waar je huidskleur geen invloed heeft op je kansen in het leven. Hopelijk kunnen wij binnenkort de daadwerkelijke barrières slechten die dit ideaal in de weg staan.