Steeds minder studenten volgen een lerarenopleiding, waardoor het lerarentekort dat we als onderwijssector al hadden verwacht vermoedelijk nóg groter wordt
Vijf lijsttrekkers spraken in de afgelopen debatten zonder uitzondering over het belang van de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen voor “de toekomst van Nederland”. Op z’n zachtst gezegd opvallend om dan tegelijk te constateren dat het fundament voor onze toekomst – kinderen, jongeren en het onderwijs dat zij krijgen om zich te ontwikkelen – geen enkel moment aan bod komt in datzelfde debat. Helaas is dat geen uitzondering deze verkiezingscampagne. Het onderwijs – en dan vooral het basis- en voortgezet onderwijs – komt niet of nauwelijks aan bod in het geweld tussen lijsttrekkers. En dat, terwijl het funderend onderwijs schreeuwt om politieke visie en écht keuzes.
Wat doen we met de leerkracht? De basis voor goed onderwijs is de leerkracht in de klas. De afgelopen jaren is er vanuit politiek Den Haag veel beloofd, maar weinig gedaan aan investeren in de leerkracht van vandaag en morgen. Steeds minder studenten volgen een lerarenopleiding, waardoor het lerarentekort dat we als onderwijssector al hadden verwacht vermoedelijk nóg groter wordt. Door de nieuwe Wet werk en zekerheid loopt de ene school na de andere aan tegen problemen met het vervangen van een zieke leerkracht. Vervangers zouden met de nieuwe Haagse regels vrij snel een vast contract moeten krijgen en dat is voor schoolbesturen onbetaalbaar. Een ander voorbeeld van Haagse bemoeizucht is de 403-pagina’s dikke cao voor het primair onderwijs. Een symbool van gebrek aan vertrouwen in werkgevers en werknemers in het onderwijs, waardoor gedetailleerde voorschriften maatwerk onmogelijk maken. Ondertussen geeft de ene leerkracht na de andere aan dat de werkdruk in de klas onmenselijke vormen aan begint te nemen. Ziekteverzuimpercentages schieten bij sommige scholen in de dubbele cijfers. Ik zie collega’s met een écht hart voor onderwijs noodgedwongen afhaken met burn-outs. Wat hebben politieke partijen deze onderwijzers te bieden?
Wat doen we met de leerling? Helaas komen achterstanden en (kansen)ongelijkheid in het onderwijs nog altijd voor. Vooral in de fase van overstap van de basisschool naar de middelbare school zien we dat gebeuren. Hoe om te gaan met schooladviezen en vroegselectie van kinderen, bepaalt mede de toekomst van de ontwikkelkansen van de burger van morgen. Het is echter niet helder welke visie politieke partijen hieromtrent hebben. Wat leerlingen ook bezighoudt, is pesten – zowel online als fysiek op school. Zo ook onze leerling Pim van school voor voortgezet speciaal onderwijs De Keyzer in Goirle. “Pesten doet pijn”, zei Pim. “Zou pesten bij wet strafbaar gemaakt moeten worden?”, vroeg hij onlangs aan kandidaat-Kamerleden tijdens een door ons georganiseerd verkiezingsdebat. Verder zijn elk jaar 119.000 kinderen in Nederland slachtoffer van een vorm van mishandeling. Deze mishandeling of verwaarlozing kan lichamelijk, emotioneel en/of seksueel van aard zijn. Waarom spreken lijsttrekkers zich niet vaker uit over zulke thema’s die van wezenlijk belang zijn voor kinderen en jongeren?
Wat doen we met onderwijsinnovatie? Het basis- en voortgezet onderwijs behoort kinderen en jongeren samen met hun ouders klaar te stomen voor burgerschap in de 21 e eeuw. Dat gaat niet vanzelf. Investering in de professionaliteit van leerkrachten om deze 21 e -eeuwse vaardigheden zelf te leren zodat zij het over kunnen brengen naar leerlingen, blijven vooralsnog achterwege. Verkiezingsprogramma’s schenken niet of nauwelijks aandacht aan een goede digitale infrastructuur voor scholen; ICT-innovatie in het onderwijs is noodzakelijk, maar moet volgens de meeste politieke partijen blijkbaar gratis tot stand komen. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat Nederland relatief weinig geld investeert in het funderend onderwijs. ‘Passend onderwijs’, een wet die sinds 2014 van kracht en vraagt om kinderen en jongeren zoveel mogelijk naar een reguliere in plaats van speciale school te laten gaan, is in veel regio’s gepaard gegaan met een flinke financiële bezuiniging. Oftewel: er wordt van leerkrachten meer gevraagd, maar met minder middelen. Deze vorm van onderwijsinnovatie vraagt echter om juist méér financiële middelen, met name om te voorkomen dat kinderen midden van dit onderwijskundige veranderproces tussen wal en schip vallen.
Kortom Toen ik zelf in 2012 kandidaat-Kamerlid was, heb ik me geregeld geërgerd aan het gemopper vanuit het onderwijsveld richting de politiek. Er werd steen en been geklaagd en ik snapte niet goed waarom. Nu ik zelf als onderwijsbestuurder werk, begrijp ik die geluiden en onderliggende sentimenten veel beter. We leveren in Nederland een wereldprestatie: de kwaliteit van ons onderwijs is simpelweg goed tot zeer goed. Maar om dat goed te houden en vooral om kinderen een optimale toekomst te blijven bieden, is het zaak dat de landelijke politiek veel meer doet en meer investeert om het onderwijs van morgen ook goed te laten zijn. Lijsttrekkers zouden zich in het vervolg van hun campagne véél meer moeten uitspreken over goed onderwijs, daarbij uitgedaagd wordende door kritische journalist en scherpzinnige debatleiders met gevoel voor onderwijs. Want zonder goed onderwijs, heeft Nederland geen toekomst.
Dit artikel verscheen eerder in het Brabants Dagblad