Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Zo komen we van het kapitalisme af

  •  
10-08-2022
  •  
leestijd 10 minuten
  •  
5455 keer bekeken
  •  
37377674810_4b7f8de78a_o

© cc-foto: Jean-Pierre Dalbéra

Afgelopen mei schreef het wetenschappelijk bureau van GroenLinks een wedstrijd uit met als thema: “Hoe komen we voorbij het kapitalisme?” De ecologische crisis maakt een fundamentele hervorming van onze economie onvermijdelijk. Maar hoe bouwen we die nieuwe economie? Ik denk dat om een dergelijke moeilijke vraag te beantwoorden we eerst sterk moeten investeren in onze democratie en de manier waarop wij als samenleving tot antwoorden komen. Hieronder een herschreven en aangevulde versie mijn inzending.

Een wereld van twee systemen
Enkele maanden geleden was ik in Berlijn. Ik heb toen zowel een bezoek gebracht aan het DDR-museum als aan een oude gevangenis van de Stasi, Hohenschönhausen. Waar het DDR-speelgoed om zelf torenflats mee te bouwen nog een glimlach op het gezicht van menig bezoeker toverde, is in Hohenschönhausen de meest donkere kant van het regime bewaard gebleven. Gevangeniscellen zonder licht houden voor de buitenwereld de schijn op van een regulier blok woningen. Het communisme is hier te zien als het systeem van de eeuwige glimlach naar buiten, waar het totalitaire regime van angst en geweld bedekt is met een flinterdun laagje vernis.

Op weinig plekken in Europa is de pijnlijke erfenis van het communisme zo scherp zichtbaar als in Berlijn. De hele stad voelt aan als een monument voor de verdeeldheid tussen het kapitalisme en het communisme. De stukken muur die nog in de stad staan, vormen een blijvend litteken in het zo mooie Berlijn. De muur staat ook symbool voor een andere erfenis van de Koude Oorlog in Europa; een binair stelsel waarin enkel kapitalisme en communisme bestaan en elke route weg van het vertrouwde veilige kapitalisme dus beter vermeden kan worden.

De mythen dat er maar twee systemen zouden bestaan in de enorme vijver van alles wat nog nooit geprobeerd is, of dat alle ideeën van de toekomst onherroepelijk zullen leiden tot totalitair communisme of vrij democratisch kapitalisme, zijn hardnekkig. Er rust een taboe op het debat rondom kapitalismekritiek. De stromingen die voortvloeiden uit de ideeën van Marx dienen in het bijzonder vermeden te worden. Zoals Bob Bouhuijs, politicoloog en historicus, in een opiniestuk schreef: “zij die zich nu nog marxist noemen, zijn in de ogen van velen in het beste geval wereldvreemde lieden, maar in het slechtste geval de pleitbezorgers van een gevaarlijk ‘totalitarisme’”. Zelfs de SP, een partij die toch haar bestaansrecht ontleent aan een gezonde dosis kapitalismekritiek, voelde zich genoodzaakt haar “Marxistische zolderkamercommunisten” te royeren. 

Hoe laat is het?
De noodzaak voor radicale systeemverandering is echter groter dan ooit. Ons huidig economisch systeem lijkt ons van crisis tot crisis te voeren. De globalisering van onze economie heeft in tal van landen uitbuiting tot gevolg. De grootste tekortkoming van onze kapitalistische wereld is misschien wel dat de drijvende krachten in onze markten niet in staat zijn om met de grootste bedreiging van ons huidig bestaan om te gaan, de ecocrisis. 

In 2009 bracht wetenschapper Johan Rockström een artikel uit waarin hij samen met een team rocksterren uit de internationale wetenschappelijke gemeenschap veilige grenzen definieerde voor de mensheid om zich binnen te bewegen. Hij trekt ecologische grenzen, waarvan klimaatverandering er slechts één is. Zijn werk schetst een weinig positief beeld. Zelfs als we niet geven om al die uitstervende diersoorten, of het feit dat toekomstige generaties waarschijnlijk nooit levend koraal gaan zien, zijn we een actieve bedreiging voor onszelf, de mens. Een van mijn docenten aan de universiteit in Utrecht beschreef onze situatie als volgt:  

We zitten met z’n allen in een rijdende trein. Sinds zeker de jaren ‘80 weten we dat het spoor ergens een keer ophoudt. We storten daarna in een ravijn. We weten niet precies wanneer het spoor ophoudt en hoe diep de kloof precies is, maar feest is het niet. Het enige wat we sindsdien gedaan hebben, is ruzie maken om de volgorde van de stoeltjes, terwijl we steeds harder zijn gaan rijden.

Marx, bier en visie
In deze context wil ik toch nog even terug naar Marx. Marx schreef zijn werk niet als handboek voor de praktijk, maar hield zich meer bezig met het eindplaatje. Misschien maak ik hiermee enkele historici boos, maar ik stel me Karl Marx altijd voor in een studentenwoning. Iedereen draagt bij naar kunnen en gezelligheid voert de boventoon. Dat moet Marx toch wel gezien hebben bij het Landsmannschaft der Treveraner, het bierdrinkersgilde van zijn eerste studie. Daar moet hij gedacht hebben, binnen zijn eigen veilige geprivilegieerde studentikoze bubbel: ‘dit is het echte leven’. Filosofen met rommelige baardjes die voortdurend met elkaar in gesprek zijn over hoe het anders moet, met een waarschijnlijk ongegrond optimisme dat zij moeilijke vraagstukken wel uit de wereld zouden kunnen helpen. Een plek waar nieuwe ideeën elkaar in snel tempo opvolgden en visie belangrijker was dan een daadwerkelijk plan voor uitwerking. 

Dit staat in schril contrast met de huidige samenleving. We hebben een minister-president die visie omschrijft als een olifant die het zicht belemmert, en we zitten gevangen in doorrekenmodellen die ons laten zien of onze beleidskeuzes haalbaar en betaalbaar zijn. We doen alsof “haalbaarheid” een soort natuurwet is. We mogen spelen in de gouden kooi van het kapitalisme, braaf binnen de grenzen van het raam van Overton, opgesloten in wat Jesse Klaver zou noemen; het economisme. Het Nederlands publiek is immers nog niet klaar voor het K-woord.

En ook op kleinere schaal zien we dat we hierdoor vastlopen. Visie is immers moeilijk in modellen en structuren te vatten. Ik was een aantal weken terug op een symposium over aardgasvrije wijken. De transitie van het gas af is iets waar bijna elke gemeente zich in Nederland op dit moment mee bezighoudt. Uit de gesprekken met adviseurs op het symposium kwam heel duidelijk de wens naar voren om de inwoner weer meer centraal te zetten en te gaan voor “integrale aanpakken”. De wens van de inwoner laat zich echter niet goed vangen in beleidskaders. Ik zie ambtenaren op het symposium die zich gevangen lijken te voelen in de regeltjes en kaders. Onze overheid lijkt moeizaam in staat tot experimenteren. Ambtenaren die zich wel effectief tussen de verschillende dossiers bewegen, op zoek naar creatieve oplossingen, zijn zeldzaam, of stuiten op politiek-bestuurlijke weerstand. Uit welk potje moeten de ideeën immers betaald worden en wie is verantwoordelijk?

Als we op kleine schaal al zo vast zitten in de kaders en modellen, is het extreem lastig om tot iets te komen waarvan we nog niet weten hoe het eruit ziet. Veel anarchistisch-communistische denkers schreven al dat experimenteren een fundamenteel onderdeel is van “de revolutie”. Er ligt geen plan voor een postkapitalistische samenleving. Om hier te komen zijn experimenten en improvisatie noodzakelijk. Om voorbij het kapitalisme te komen, moeten wij terug naar de tekentafel en dan vooral grof buiten de hokjes kleuren.Het istijd voor visie!

Democratie voor wie betaalt?
Om de tekentafel nieuw leven in te blazen, moeten we wel eerst nog af van een andere mythe. Veel liberale denkers zien het kapitalisme als de natuurlijke bondgenoot van de liberale democratie. Een systeem gericht op de waarde van het individu heeft baat bij een markt waar een individu zich vrij kan ontplooien. Voor het gemak gaan de meeste mensen er dan van uit dat het andersom ook wel het geval zal zijn. Het idee dat kapitalistische systemen het liefst zich organiseren als liberale democratieën. Dit is echter niet het geval. Hoeveel succesvolle multinationals hebben een democratische structuur? Dit zou al een teken aan de wand moeten zijn, maar het is nog ernstiger. Onderzoek naar de correlatie tussen beleid en de publieke opinie in de VS gaf aan dat er geen significante correlatie was op een aantal grote thema’s. Daarentegen was er wel een significante correlatie tussen de lobbyagenda’s van de grootste bedrijven in de VS en diezelfde beleidsthema’s. 

Ook in Nederland zien we dit verband tussen het bedrijfsleven en beleid. De discussie rondom de dividendbelasting in 2018 is een goed voorbeeld hiervan. Geen partij had de ambitie de dividendbelasting af te schaffen, en toch lag het opeens op tafel. Dit is op zichzelf ook geen vreemd verschijnsel. We delen onze samenleving op in winnaars en verliezers, en dan zijn we verbaasd dat de winnaars aan de top willen blijven. De grote spelers zitten helemaal niet te wachten op een eerlijk speelveld en dus ook niet op een grillige onvoorspelbare democratie die alle kanten op kan wapperen. Zij willen direct invloed in de politiek.

En deze politiek is ook niet zo democratisch als ze zelf wil doen voorkomen. Aan de rechterkant zien we het dictatoriale FvD waar bestuursleden geregeld van bovenaf aangewezen worden en de PVV zonder leden. Op links krijgt GroenLinks, een partij met deliberatieve democratie hoog in het vaandel, het niet voor elkaar om een interne referendumprocedure goed vorm te geven.

Van elke partij in de Tweede Kamer kan ik voorbeelden vinden. De optimist in mij denkt onkunde, de pessimist onwil. Waar het bedrijfsleven niet gebaat is bij een zwabberende politiek, willen politieke partijen geen zwabberende leden. Dan maar wat meer schijndemocratie en samen klappen voor de dingen waar we het wel over eens zijn. De partij heeft in onze “liberale democratie” immers altijd gelijk.

Om terug te keren naar de tekentafel, is het belangrijk dat wel alle stemmen gehoord worden. Als de winnaars van ons systeem oververtegenwoordigd zijn in elke beleidsdiscussie, is het logisch dat elk idee mooi binnen de kaders blijft. Onze democratie is het belangrijkste middel om tot oplossingen te komen, maar toch staat deze hopeloos op de tocht. Desinformatie en leugens zijn de afgelopen jaren de standaard geworden in vrijwel elk debat in de Tweede Kamer, en het vertrouwen in deze schaamteloze belangenpolitiek keldert.

Ik herinner me zelf nog goed dat ik naar het debat over de Toeslagenaffaire keek. Destijds zat ik in het bestuur van DWARS Utrecht (de jongerenafdeling van GroenLinks), en hield ik me wekelijks bezig met de leuke kant van politiek. Elke week hoorde ik enthousiaste jonge mensen vol ideeën over de wereld, maar toen ik Rutte opnieuw geheugenverlies zag veinzen, ging er bij mij iets kapot. De minachting voor elke toehoorder die bleek uit het glashard liegen voor een miljoenenpubliek, liet zien dat de situatie in Nederland ernstig is.

Bang voor de burger
Maar de rot in onze democratie gaat verder dan politici als Mark Rutte, Ook op kleinere schaal gaat het mis. Gemeentes hebben enorm veel moeite met het goed vormgeven van inspraakprocedures of participatie. Alle brave GroenLinks/PvdA/D66-stemmende ambtenaren zijn stiekem een beetje bang voor de burger. Wat als er veel weerstand komt? Is de burger niet eigenlijk veel te dom om hier over na te denken? Door vervolgens de democratische processen matig vorm te geven, krijgen ze precies wat ze verwachten. De burger als een verwend individualistisch monster dat niet verder kan kijken dan zijn eigen portemonnee. Gedrag dat we in Nederland tot kunst hebben verheven, want, als iedereen aan zichzelf denkt, dan wordt er aan iedereen gedacht. Je bent toch geen dief van je eigen portemonnee!

Het resultaat van deze constante cyclus van frustrerende processen? De gemeente moet sleuren om een handvol witte mannen aan tafel te krijgen, de inwoner ziet de gemeenteambtenaar als de vervelende verkoper van de Ziggo, en de gemeente heeft meer juristen en communicatiemedewerkers in dienst dan wijkadviseurs. Participatieprocessen worden platgeslagen tot bezwaar- en beroepprocedures, en nadat die braaf zijn afgehandeld blijkt de uitkomst identiek aan de startpositie. De rechter gaat immers nooit op de stoel van de beleidsmaker zitten, dus je moet het als gemeente wel heel bont maken wil je niet bijna al je zaken winnen.

Tegelijkertijd plaatsen we een ongelofelijke verantwoordelijkheid op het individu. Het machteloze wezen, dat op het werk of bij de gemeente geen democratische processen tegenkomt, dat dagelijks wordt gebombardeerd met bergen desinformatie en beangstigend gelikte marketingcampagnes, wordt koning gemaakt van het proces. Dat is wel zo veilig, want als we dan niet in staat zijn om als samenleving iets van resultaat te behalen, kunnen we altijd claimen dat de burger het wilde of dat “de consument” nu eenmaal graag goedkope kiloknallers van de ALDI naar binnen schuift.  De werkelijke macht is verwaarloosbaar.

We zeggen “blijkbaar is de huidige politiek wat de kiezer wil” terwijl we er blind vanuit gaan dat de kiezer zich kan verweren tegen het bombardement aan campagnes dat zijn kant op komt. Zeker als onze vrije pers steeds meer onder druk staat. De huidige boerenprotesten zijn hier een goed voorbeeld van. Wie kan het beste de consument bespelen? Is het de agrarische lobby die miljoenen uitgeeft om mensen wijs te maken dat vlees en zuivel echt noodzakelijk zijn voor een goed dieet? Is het de campagnemolen van de gevestigde politiek die probeert te voorkomen dat het slaag krijgt voor het eindeloos vooruitschuiven van de stikstofproblematiek? Zijn het de milieuorganisaties met de enthousiaste vrijwilligers die met snode plannen de biefstuk van tafel willen halen? Ik weet wel waar ik mijn geld op zou inzetten.

Ik wil afsluiten met een stukje optimisme en een oplossingsrichting. Democratisering van de samenleving is een absolute noodzaak voor het herstellen van de tekentafel, die dan weer een voorwaarde is om voorbij het kapitalisme te komen. Het gesprek tussen mensen met verschillende opvattingen moet weer tot stand komen. Alleen dan kunnen we losbreken uit het systeem waar we nu in vast zitten.

Hier zijn ook zeker middelen voor. Verschillende gemeentes experimenteren met burgerberaden, gespreksvormen waar een machtsvrije dialoog wordt gefaciliteerd. Een gesprek waar iedereen die aanwezig is gelijk is, waarbij een dwarsdoorsnede van de gemeente wordt gehoord, en de macht ook direct neergelegd wordt bij het beraad. Waar vergoedingen worden gegeven voor deelname om een diverse doelgroep te bereiken. Waar debat wordt vervangen door een dialoog, een gemoedelijk gesprek op zoek naar oplossingen. Een gesprek zoals Marx na een paar biertjes met zijn medestudenten zou voeren, maar dan toegankelijk voor iedereen.

Deze middelen zijn nog verre van perfect, maar laten nu al wel hoopvolle resultaten zien. Het blijkt dat groepen inwoners wel degelijk samen goed kunnen bedenken hoe ze graag zien dat hun wijk eruit ziet. Niemand weet vooraf hoe de wijk er over tien jaar uit gaat zien, maar door experimenteren en samen het gesprek aangaan, komt er een gedragen verhaal tot stand. Laten we oefenen met de speeltuin op de hoek van de straat, en dan kunnen we het over een aantal jaar wel eens over kapitalisme hebben. Niemand weet hoe de postkapitalistische samenleving eruit ziet, maar samen komen we vast tot een leuk idee.

Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.