Zeven Brabantse boeren blijven milieuregels negeren
• 27-09-2012
• leestijd 2 minuten
Politie controleerde acht veehouders. Maar liefst één bedrijf was op orde
Zeven Oost-Brabantse veeboeren die eerder al de milieuregels aan hun laars lapten, hebben hun zaakjes nog steeds niet op orde. De politie controleerde woensdag acht veehouderijen op luchtwassers. Van hen had maar één bedrijf de luchtzuivering op orde.
Het is voor het eerst dat de politie op deze schaal controleert op luchtwassers. Deze zuiveringsinstallaties zijn nodig om de lucht uit de veestallen te zuiveren van ammoniak.
Zes van de zeven bedrijven hadden geen luchtwasser of hadden die wel, maar gebruiken het niet. Op een ander bedrijf waren er te veel dieren in een hok. Volgens de politie gaat het om varkenshouders en een kalverhouderij.
Vorige week bleek uit onderzoek van de provincie dat van de 627 bedrijven er 332 bedrijven zich niet aan de milieuregels houden. Daarop ging de politie woensdag op bezoek bij boeren die al eerder waren betrapt op het schenden van de regels. De politie wil nog niet bekend maken, waar de bedrijven precies staan.
De boerenbond ZLTO (De Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie) vindt dat boeren die willens en wetens zich niet aan de regels houden, hard aangepakt moeten worden. Daarbij zegt ze wel dat het percentage overtreders nog meevalt. In totaal telt Brabant 6800 veebedrijven. Volgens een woordvoerder klopt het beeld niet dat het gros van de veehouders lak heeft aan de regels.
Milieudefensie reageerde vorige week geschokt op de uitkomsten van het onderzoek van de provincie. Volgens Milieudefensie laat dit zien dat de intensieve veehouderij niet verduurzaamt.
“Megastallen zijn concentratiepunten van milieuproblemen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid”, vertelt Hudo Hooijer van Milieudefensie. “Als we echt willen verduurzamen moeten we naar kleinschaligere veehouderij, waarmee we niet meer mest produceren dan het land aankan. “Het roer moet echt om”, vindt Hooijer. “Dat betekent verder kijken dan luchtwassers en werken aan een veehouderij die niet meer van het land vraagt dan het aankan.”