Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Zes redenen waarom Links sinds deze maand slechts 36 zetels telt

  •  
03-04-2021
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
451 keer bekeken
  •  
51039905837_bbe1485d06_c

© cc-foto: Roel Wijnants

Terwijl de PvdA de afgelopen jaren nog zijn best deed om Rutte III tegenwicht te bieden, waren de SP en GroenLinks vooral akkoorden aan het sluiten met het kabinet
Twee weken geleden werd Links Nederland – of wat daarvan over is – met een behoorlijke kater wakker. Na vier lange jaren in de oppositiebanken is de electorale steun niet herwonnen, maar enkel gedaald. De electorale steun voor de zes linkse partijen (PvdA, SP, GroenLinks, PvdD, DENK en BIJ1) liep verder terug van 45 naar 36 zetels – gemiddeld zes per partij. De weken na de verkiezingen regende het verklaringen voor het zetelverlies van Links in essays, podcasts, talkshows en op twitter (om daarna te worden overschaduwd door ‘Omtzigtgate’).
Eigenlijk is het beeld van de afgelopen verkiezingen niet heel anders dan bij de vorige: ‘mainstream’. Links verliest, radicaal rechts wint. Er treden een aantal partijen in de marge toe. Rutte haalt ruim 30 zetels en PvdA behaalt niet eens de dubbele cijfers. De belangrijkste verschuiving lijkt daarmee te zijn dat het CDA 4 zetels heeft verloren terwijl D66 er 5 heeft gewonnen. Toch zijn de oorzaken van de verandering ditmaal wel anders dan in 2017. In deze bijdrage bespreek ik de belangrijkste zes verklaringen voor het feit dat de ‘ leftovers ’ sinds deze maand bij elkaar niet meer dan 36 zetels bedragen.
1. De PvdA heeft de rol in Rutte II nog steeds niet achter zich gelaten In 2017 leerde we dat als het de PvdA niet lukt om stemmen te winnen, er geen enkele partij in staat is om het linkse electorale vacuüm ook maar een beetje te vullen. Deze verkiezing was dat niet anders. Je zou verwachten dat de PvdA het signaal van de kiezer in 2017 wel serieus zou nemen en even flink de bezem door de partij zou halen. Maar niets was minder waar. Lodewijk Asscher bleef zitten waar hij zat en zocht lange tijd naar een nieuwe koers om uiteindelijk op ‘klassieke’ sociaaldemocratie uit te komen. Maar omdat die ideologische verandering niet gepaard ging met een personele vernieuwing achtten maar weinige kiezers de “vernieuwde” PvdA geloofwaardig.
Daar kwam nog eens bij dat Lodewijk Asscher zich genoodzaakt zag om de handdoek in de ring te gooien door zijn betrokkenheid bij de toeslagenaffaire. Eens te meer werd duidelijk dat de PvdA de nalatenschap van hun ongelukkige deelname aan Rutte II nog niet van zich af had weten te schudden. Zeker toen bleek dat Asscher’s opvolger Lilianne Ploumen zich vooral graag door Jeroen Dijsselbloem liet adviseren.
2. Seksisme als verkiezingsthema bevoordeelde vooral D66 Doordat Asscher niet eerder inzag dat zijn positie onhoudbaar zou blijven, kon Ploumen het stokje slechts twee maanden voor de verkiezingen van Asscher overnemen. Daardoor had ze maar weinig tijd om zich voor te bereiden of zich (opnieuw) te profileren. Omdat ze natuurlijk ook gewoon deelnam aan Rutte II en daar vooral verantwoordelijk was voor een forse bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking, lagen sociaaleconomische thema’s niet voor de hand. Wel had ze naam gemaakt met haar She Decides fonds en haar strijd voor vrouwenrechten.
Terecht werd seksisme, mede dankzij Ploumen, een belangrijk thema afgelopen verkiezingen. Dat leverde goeie tv op, vooral toen Ploumen op bezoek was bij Nieuwsuur en stelde dat het helemaal niet zo ‘plotseling’ en verassend was dat zij ‘ineens’ partijleider was geworden. Echter, ook Kaag had zich geprofileerd op dit thema, en wanneer het op seksisme aankomt vinden de meeste kiezers D66 (zeker wanneer geleid door een vrouw) net iets geloofwaardiger dan de PvdA. Dat is al helemaal het geval wanneer seksisme niet heel nadrukkelijk wordt gekoppeld aan sociaaleconomische ongelijkheden. Gevolg was dat Ploumen werd afgetroefd door Kaag , D66 won terwijl de PvdA stagneerde.
(Normaal zou je verwachten dat ook GroenLinks steun verwerft wanneer seksisme een centraal thema wordt, maar omdat de partij net nu geen vrouwelijke lijsttrekker heeft leverde de aandacht voor dit thema GroenLinks ongelukkigerwijs geen extra steun op).
3. Depolitisering van de economie Een ander element dat links parten speelde was dat het moeilijk was thema’s als armoede, woningnood of baanverlies op de agenda te zetten. Doordat we niet alleen in economisch onzekere, maar ook ‘uitzonderlijke’ tijden leven was het nog net te vroeg om met een links herstelplan voor de crisis te komen. De zorg, woningmarkt en het klimaat werden door respectievelijk SP, PvdA en GroenLinks wel op de agenda gezet, maar omdat Rutte zich als een speler ‘boven de partijen’ presenteerde en de confrontatie niet aanging kwamen deze thema’s niet centraal te staan.
4. ‘Verlinksing’ van rechts? Sommigen beweren dat links ten dele de wind uit de zeilen is genomen door de VVD en het CDA omdat die deels afstand hebben genomen van hun eerdere neoliberale koers en wat van de kritiek daarop omarmd hebben. Het is de vraag in hoeverre dat zo is. Door de pandemie is het moeilijk in te schatten is of partijen als VVD en CDA terug zullen keren naar hun eerdere (neoliberale) posities, of dat er structureel iets gaat veranderen. De verkiezingsprogramma’s zijn een stuk minder rechts dan voorheen, maar wanneer Wopke Hoekstra tijdens de campagne het woord nam, hoorde we niets dan het oude neoliberale liedje. Dat het CDA daar in elk geval geen zetels mee won is op zich hoopgevend.
5. De ‘culturalisering’ van de politiek? Een voorspelbare reactie op de verkiezingsnederlaag is dat Links vooral heeft verloren omdat ze thema’s als Zwarte Piet, het koloniale verleden of genderneutrale toiletten centraal hebben gesteld in de campagne. Daar was misschien meer aandacht voor dan voorheen, maar het domineerde de verkiezingsdebatten allerminst.
Los daarvan zou aandacht voor racisme of de zogenaamde ‘culturalisering’ van de politiek vooral rechts ten goede komen. Het klopt inderdaad dat thema’s als migratie en kritiek op multiculturalisme vooral rechtse partijen in de kaart spelen, maar die onderwerpen worden dan ook vooral door rechtse partijen op de agenda gezet. Wanneer het debat over discriminatie op de arbeidsmarkt of racismebestrijding gaat komt dit meestal eerder linkse partijen ten goede. Zoals de ‘culturalisering’ van de politiek in het verleden linkse partijen eveneens bevoordeelde. Bovendien is de vraag wat de tegenstanders van de cultuurstrijd of ‘identiteitspolitiek’ dan precies willen: dat linkse partijen zich tegen gendergelijkheid keren of een expliciet racistische koers voorstaan? Zoals de situatie nu is lijkt het her niet op dat aandacht voor uitsluitend ‘culturele’ thema’s linkse partijen ook maar in de buurt van een meerderheid zullen brengen, maar uiteindelijk werkt weinig zo verdelend, verwarrend en electoraal desastreus als de ‘anti-woke’ kritiek op linkse partijen door ‘linkse’ opiniemakers zelf.
6. Gebrek aan tegenwicht van GroenLinks en SP Een belangrijke en in mijn optiek onderbelichte verklaring is dat er nauwelijks weerstand wordt geboden aan het kabinet. Alleen in De Groene Amsterdammer analyseerde Marcel ten Hooven dat het in de campagnes van PvdA, SP en GroenLinks ontbrak aan serieuze verontwaardiging over armoede en ongelijkheid: ‘in de campagne is links er niet in geslaagd van de achteloosheid over de armoede een leidend thema te maken, ondanks de munitie die wetenschappelijke adviesraden van de regering de afgelopen jaren aandroegen.’ Terwijl de PvdA de afgelopen jaren nog zijn best deed om Rutte III tegenwicht te bieden, waren de SP en GroenLinks vooral akkoorden aan het sluiten met het kabinet.
In 2019 steunde GroenLinks nog de overheidsbegroting, na slechts een beperkt aantal toezeggingen te hebben bedongen. Recenter zette Lilian Marijnissen nog haar handtekening onder het stikstof-akkoord. GroenLinks maakt nu goede kans om tot het kabinet toe te treden, maar zeker is dat, ook wanneer dit lukt, het maar weinig verandering teweeg zal gaan brengen. In elk geval hoefde de PvdA, noch D66 deze verkiezingscampagne te vrezen voor stevige kritiek van links. Het is dan ook weinig verassend dat de enige linkse partijen die wel zetels hebben gewonnen (PvdD en Bij1) beloond werden omdat ze zich wel af hebben gezet tegen het kabinetsbeleid, in plaats van het kabinet af en toe de benodigde steun te bezorgen.
Tot slot Sinds de voor Links electoraal desastreuze verkiezingsuitslag ontwikkelt het publieke debat rondom een mogelijke oplossing zich op voorspelbare wijze. Sommigen vinden dat linkse partijen nu ‘eindelijk’ moeten gaan fuseren. Ongeveer het grootste zwaktebod, want waarom dat één der bovenstaande oorzaken van het verlies op zou lossen is mij een raadsel. De meeste opiniemakers die de fusie aanhalen waren altijd al voor een fusie en dragen verder niet zelden vooral rechtse partijen of ideeën een warm hart toe. In plaats van uit vrees voor irrelevantie te fuseren, moeten linkse partijen vooral bovenstaande oorzaken van het verlies aanpakken om het tij te keren.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.