Yasir moet terug naar Irak
• 08-11-2013
• leestijd 3 minuten
Zolang je nog kunt hopen, houd ik mezelf voor, komt alles uiteindelijk weer goed
Op dit moment heb ik pijn. Pijn die ik voorheen nog nooit zo heb ervaren als nu. Ik voel me, letterlijk en figuurlijk, machteloos. Het beperkt mijn dagelijkse functioneren en ik ben aangewezen op mijn medicijnkast, waar de diverse soorten medicatie mij attenderen op de ernst van mijn rugkwaal. Ik moet in beweging blijven, maar bewegen is op dit moment een vijand van me.
Toch probeer ik, nadat ik deze alinea geschreven heb, weer even een paar rondjes door de woonkamer te schuifelen. Mijn gezicht verkrampt bij elke stap die ik zet. Maar ik blijf hopen. Want alles komt ooit weer goed. Dat houd ik mezelf voor.
Terwijl ik een rondje door de woonkamer loop, dwalen mijn gedachten af naar donderdag. In een laatste, zeer pijnlijke, poging om toch maar mijn lessen Beeldende Vorming te geven, had ik de klas waarin Yasir zit. Nadat de bel was gegaan, bleek Yasir er nog niet te zijn. Een klasgenoot van hem vertelde me tussen neus en lippen door dat Yasir donderdag van school moest. Hij en zijn familie moesten namelijk naar een opvangcentrum, ergens in het noorden van het land, om daar te wachten op definitieve uitzetting naar Irak.
Een mailtje van de leerlingcoördinator bevestigde het verhaal. Het bericht viel rauw op mijn dak. Terwijl ik de rest van de werkstukken verder uitdeelde, ging de deur van het lokaal open. Yasir kwam het lokaal binnengelopen. “Sorry meneer, mijn band was lek”, zei hij zichzelf verontschuldigend, terwijl hij me een ‘te laat briefje’ overhandigde. Ik geloofde hem. Yasir is namelijk geen jongen die misbruik zou maken van welke situatie dan ook.
Het is hard. Yasir, die nadat hij te laat het lokaal binnenkwam, zich netjes verontschuldigde en meteen verder aan zijn tekening ging werken, zal dus met zijn familie worden uitgezet naar een land dat hij enkel kent van verhalen. Misschien van foto’s of van de weinig verhullende beelden op het journaal. Hij moet verhuizen naar een land waar de toekomst er heel anders uit zal zien dan hier in Nederland. Yasir, een sociale en pientere jongeman met veel creatief talent, zal nooit meer naar de lessen op onze school kunnen komen. Zijn graffiti-tekening zal hij niet meer kunnen afronden. Hij gaat een ander leven tegemoet. Een leven met veel onzekerheden, in een land met veel onrust en geweld.
Met een van pijn verbeten gezicht ga ik weer zitten en tik verder. De pijn in mijn rug is nog niet minder geworden. De medicijnen weigeren vooralsnog hun werk te doen. Ik maak me lichtelijk zorgen. Over m’n rug. Maar ook over het lot van Yasir en zijn familie. Mijn rugpijn zal waarschijnlijk en hopelijk van tijdelijke aard zijn en staat in schril contrast met de situatie die een sympathieke en betrokken leerling van me op dit moment staat te wachten. Het vertrek van Yasir is voorgoed.
Het is onverteerbaar. Nederland zit op dit moment op veel gebieden slecht in zijn vel. Sommige wetten staan haaks op ons gevoel van menselijkheid. Ik kan er niet aan wennen. Ook niets aan doen. Het maakt een mens machteloos en klein. Het enige wat ik nog kan doen is hopen. Hopen op een goede toekomst voor Yasir en zijn familie.
Want zolang je nog kunt hopen, houd ik mezelf voor, komt alles uiteindelijk weer goed.