Er moet creatiever worden gewerkt aan meer bekendheid van de
Hindoestaanse geschiedenis, wat immers onderdeel uitmaakt van de
vaderlandse geschiedenis
“History is what one man passes on to another, but if there is no one else around who can understand his words, his tale will cease to excist, thereby closing the doors of historie.” Deze woorden zijn afkomstig uit ‘De Zwarte Lord’ van Rihana Jamaludin. Het sluit aan bij een andere bekende uitspraak: de geschiedenis wordt altijd geschreven door de winnaars. Als twee culturen botsen, worden de ‘verliezers’ uitgewist en schrijven de ‘overwinnaars’ de geschiedenisboeken. Wat heeft dit voor gevolgen voor de geschiedenis over de slavernij en contractarbeid? En wat betekent deze geschiedenis voor tweede generatie Hindoestaanse Nederlanders?
In Nederland is de Surinaams-Hindoestaanse geschiedenis vaak de oorzaak van intense verwarring. Talloze keren moet je als Hindoestaanse jongere uitleggen dat je voorouders uit India komen, je ouders uit Suriname en dat je zelf geboren en getogen bent in Nederland. Veel niet-Hindoestanen moeten deze uitspraak even laten bezinken, want het is nogal wat, een migratiegeschiedenis die zich binnen 100 jaar heeft verspreid over drie geheel verschillende continenten.
Zelf werd ik in mijn jeugd omringd met verhalen over vroeger. Verhalen over de contractarbeiders uit India, die door de ruime aanwezigheid van verraad, verdriet, verscheurde liefdes, zware lijfstraffen en beperking van vrijheid, alle ingrediënten hadden van een groots epos. Deze verhalen kwamen me alleen thuis in de familie- en kennissenkring ter ore. De rol van Nederland in Suriname kwam bij de geschiedenislessen op school namelijk zeer summier aan bod. Ook ontbrak een duidelijk beeld over het vroegere Suriname omdat er weinig literatuur en films over bestonden.
Met de jaren is hier gelukkig steeds meer verandering in gekomen. Denk bijvoorbeeld aan de bestseller Sonny Boy. In de Volkskrant stond: “De wijze waarop Waldemar in Nederland wordt ontvangen, en het venijn waarmee de Hollanders worden afgebeeld – een naar, racistisch en bekrompen volk waren we – maakt van Sonny Boy een opmerkelijke film. (…) Peters trekt een spiegel op die in de vaderlandse cinema nog ontbrak.” Volgens mij kan in de voorgaande zin het woord ‘cinema’ ook worden vervangen door het woord ‘geschiedenis’, maar ook door ‘historisch bewustzijn’.
Ook door publicaties als ‘De Zwarte Lord’ van Rihana Jamaludin en ‘De nieuwe avatar van slavernij’ van Dr. Radjinder Bhagwanbali, wordt de lezer deelgenoot van de ontelbare voorbeelden die tonen hoe diep de Surinaamse en Nederlandse geschiedenis vervlochten is met en mede beïnvloed door de mechanismen van slavernij en contractarbeid. We krijgen een inzicht in de onderliggende wortels hiervan, namelijk de overtuiging dat het ene ras of de ene cultuur superieur is aan de andere.
‘De zwarte Lord’ is een historische roman die zich afspeelt in het Suriname van 1848, als in de koloniën van Engeland en Frankrijk de slavernij al lang is afgeschaft. Spannend maar ook leerzaam, omdat Jamaludin de tijd neemt om gedetailleerd de dagelijkse gang van zaken, de gerechten en het natuurschoon uit de 19de eeuw te beschrijven.
Het boek van Bhagwanbali voorziet in een hele andere behoefte. Wanneer je als tweede generatie Hindoestaanse Nederlander hoort over de contractarbeid kan het wel eens lastig zijn om dit te plaatsen in de regenboog aan argumenten die erbij horen. In ‘De nieuwe avatar van slavernij’ wordt op basis van archiefonderzoek een reconstructie gemaakt van de emigratie van Hindoestanen en van het leven op de plantages tijdens contractarbeid. Was het contractarbeid-systeem een vorm van vrije arbeidsmigratie of een vervolg van de slavernij? Bhagwanbali concludeert dat de twee systemen op tal van punten verschillen, maar dat er toch een aantal overeenkomsten zijn; de doelstelling (tegen laagste arbeidskosten maximale winst behalen), ideologie (racisme), wervingsmethodiek (gebruik van premiejagers), de huisvesting (dezelfde slavenbarakken), medische zorg (gericht op arbeidsprestaties), arbeidsomstandigheden (op basis van taken en niet op uren) en de rechtsbedeling (klassenjustitie). Zijn conclusie: ‘In het silhouet van het contractarbeid-systeem wordt de gedaante van slavernij zichtbaar.’
Wat heb ik zelf meegekregen van de verhalen uit mijn jeugd en deze recente publicaties? Allereerst een gevoel van ontzag voor de fysieke en mentale gesteldheid, en bijna bovenmenselijke doorzettingsvermogen van mijn voorouders. Mensen die het onder uiterst moeilijke omstandigheden toch voor elkaar wisten te krijgen, een solide basis te leggen voor volgende generaties.
Naast onderzoek ben ik onder de indruk van de kracht van literatuur. Goede literatuur stelt je in staat je eigen wereld van een afstand te aanschouwen en in een groter geheel te plaatsen. Door deze literaire blik werd me duidelijk dat deze voorouders aan de goede kant van de geschiedenis stonden. Zij zijn ware helden die het verdienen om in het grotere allesomvattende verhaal over goed en kwaad, als hoofdpersonage te fungeren.
De geschiedenis van de Hindoestanen is wel degelijk complex. En juist door deze complexe aard, is kennis ervan voor Hindoestaanse jongeren belangrijk. Er moet creatiever worden gewerkt aan meer bekendheid van de Hindoestaanse geschiedenis, wat immers onderdeel uitmaakt van de vaderlandse geschiedenis. Niet alleen Hindoestaanse jongeren hebben hier baat bij, ook autochtonen krijgen hierdoor een meer werelds historisch besef.