Er zitten weinig consequenties aan het negeren van hedendaags racisme
Je vader tekent met poep een hakenkruis op je muur. Dan sterft hij. Is het nu jouw schuld dat er een hakenkruis van poep op de muur staat? Nee. Maar het is wel je verantwoordelijkheid om het weg te poetsen.
Dit verschil tussen schuld en verantwoordelijkheid lijkt eenvoudig. Waarom is het voor zo veel witte mensen dan zo moeilijk te begrijpen? Dat onbegrip is een van de redenen dat het racismedebat in Nederland stroef verloopt. “Ik heb nooit iemand tot slaaf gemaakt. Ik heb niet gekozen voor voorouders die dat wel deden. Waarom krijg ik de schuld van de slavernij?” Dergelijke vragen lezen en horen we vrijwel iedere keer als white privilege ter sprake komt. In talloze opiniestukken van witte mensen ter verdediging van Zwarte Piet, koloniale straatnamen of de Gouden Koets, stellen auteurs geen schuld te willen dragen aan de misdaden van hun voorouders.
Maar wie beweert dat de huidige generatie witte mensen hier wél schuld aan heeft? Die zogenaamde beschuldigers worden nooit geciteerd in de vele opiniestukken die hen bekritiseren. Ze zijn een verzonnen tegenstander.
Ik voel me niet schuldig om mijn witte huid en vrijwel niemand verwacht dat van me. Wel heb ik de verantwoordelijkheid bij te dragen aan de vermindering van racisme. Ik profiteer immers van Nederlands racistische verleden; mede door de slavernij ben ik in een rijk land geboren. Wie ontkent een product van de geschiedenis te zijn, is als een appel die zijn boom ontkent. De stereotypen die destijds bedacht zijn over zwarte mensen om slavernij te rechtvaardigen, bestaan nog steeds. Ook daar profiteer ik van. Het feit dat een zwarte Nederlander minder kans maakt op de arbeidsmarkt, betekent immers automatisch dat ik méér kans maak. Dat is niet mijn schuld. Het is wel mijn verantwoordelijkheid deel te nemen aan de verandering van die situatie.
Het voelt niet eerlijk om verantwoordelijkheid te dragen voor problemen die je niet veroorzaakt hebt. Vooral als je zelf met je eigen problemen kampt. Het is ook niet eerlijk. Toch accepteren we vaak genoeg verantwoordelijkheid voor zaken waaraan we geen schuld hebben. Als het gevroren heeft, krab je zelf het ijs van je autoruit. Je belt niet naar je werk om te zeggen: “Ik kom vandaag niet, want er zit ijs op mijn ruit. Ja, ik kan er ook niets aan doen. Ik heb niet om dat ijs gevraagd, dus het is niet mijn verantwoordelijkheid.” Als je dat zou doen, zou je je baan verliezen. Er zitten echter weinig consequenties aan het negeren van hedendaags racisme.
Evenmin aan het goedpraten van historisch racisme. Gaat het over slavernij, dan hoor je vaak: “Toen wísten we gewoon niet beter. Het kwam niet in Nederlanders óp, dat slavernij verkeerd was.” Mark Rutte stelde afgelopen zomer in Zomergasten dat de slavernij ‘binnen de context’ van de geschiedenis gezien moet worden. Akkoord. In 1679 besprak de Hoornse predikant Jacobus Hondius slavernij in zijn Swart Register van duysent Sonden. Hij schreef het volgende: “Sondigen Soodanige menschen die ledematen zijnde nochtans Slaven koopen om weder te verkoopen ende met die ellendige menschen haren koophandel te drijven gelijck met andere Waren en Goederen ende als of het maer beesten waren: Daer het immers menschen zijn van de selfde nature gelyck als sy.” Hij was niet de enige die er zo over dacht. Invloedrijke theologen als bijvoorbeeld Johannes Coccejus, Festus Hommius, Zacharias Ursinus en Gisbertus Voetius, benoemden in de zeventiende eeuw ook het onrecht van slavernij. Het geruststellende sprookje dat men in die tijd simpelweg ‘niet beter wist’ is op zijn best naïef, op zijn kwaadst geschiedsvervalsing.
Je hoort die mythe vooral vaak van mensen die stellen dat we trots moeten zijn op onze geschiedenis. Ironisch genoeg kan die trots blijkbaar niet gepaard gaan met al te veel kennis. We kunnen alleen trots zijn op de vaderlandse historie, als we delen ervan negeren of onbespreekbaar maken. Dat is geen echte trots. Dus wat doe je met het poephakenkruis dat je vader getekend heeft? Je onthoudt dat hij het maakte, misschien wil je er zelfs een foto van maken, als laatste herinnering. Het blijft toch je vader. Hij heeft je gemaakt tot wie je nu bent. Daarom ruim je zijn troep op.