Maastrichts onderzoek onder Amsterdamse kinderen legt link tussen etnische segregatie en schoolverlaten
Autochtone Nederlandse kinderen doen het nog niet zo goed in een minderheidspositie, concludeert de Universiteit van Maastricht. Als zij op een basisschool met meer dan 77,7 procent allochtone kinderen hebben gezeten, blijkt hun kans op vroegtijdig schoolverlaten in het middelbaar onderwijs te stijgen van 3,6 naar 8 procent. De oorzaak wordt gezocht in groepseffecten, niet in de kwaliteitsverschillen tussen scholen, aldus de Universiteit van Maastricht.
De promovenda benadrukt dat de Amsterdamse resultaten niet één-op-één te vertalen zijn naar de rest van Nederland. Daarvoor is verder onderzoek nodig.
Methode
Alle leerlingen die in het jaar 2000 les kregen op één van de 241 basisscholen in Amsterdam werden gevolgd tot en met 2008. Daarvan hadden 56 scholen in het jaar 2000 meer dan 77,7 procent niet-westerse leerlingen. Die 77,7 procent blijkt het omslagpunt waarbij de kans op vroegtijdig schoolverlaten in het middelbaar onderwijs toeneemt van 3,6 naar 8 procent. Als de samenstelling van de school minder gesegregeerd is dan 70 procent, is er nauwelijks invloed te meten op latere voortijdige schooluitval.
De resultaten laten ook andere oorzaken van vroegtijdig schoolverlaten op latere leeftijd zien, zoals het regelmatig veranderen van basisschool.