Ik heb de nodige keren met Gerrie Knetemann gefietst en kwam nog bij hem
aan huis. We konden het over de hele wereld hebben, maar als het om het
doping ging, hield hij zich aan de code of silence
Een mooi gecomponeerd artikel van Peter Winnen in de NRC over het gebruik van epo. Maar waarom schrijft hij in dit opiniërende stuk boordevol moraliserende uitspraken niet ook over zijn eigen dopinggebruik? Nu klinkt zijn betoog dubbelhartig.
Prachtige volzinnen: “Na een eeuw wanhopig speuren en experimenteren was het sublieme elixer voor de renner gevonden. De bloemen waren voor de beste dokter. … De romantische periode van het wielrennen was definitief voorbij.”
Het zal zijn dat Winnens hoogstaande moraal hem afhield van bloed doping, maar ook hij maakt onderdeel uit van die romantische eeuw stampvol experimenteren. Of moet ik tussen regels door opmaken uit een obiter dictum als “Daarbij wie was er zonder zonde? Een handjevol misschien”, dat hij tot de weinigen behoorde en schoon reed toen hij zware bergetappes won en tot driemaal toe hoog in het klassement van de Tour eindigde. Nee, want ook Peter Winnen bekende ooit dat hij pakte.
Precies wat Winnen schrijft over de epo-generatie, over de “kolderiek wanstaltige omerta die bijna iedere aanwezige medeplichtig heeft gemaakt”, gold in zijn dagen voor het snoepgoed dat toen in de trommel van de soigneurs zat. Ik heb de nodige keren met Gerrie Knetemann gefietst en kwam nog bij hem aan huis. We konden het over de hele wereld hebben, maar als het om het doping ging, hield hij zich aan de code of silence. Alleen, in zijn ogen – dat had de mens Gerrie mee – stond veel te lezen.
In de Dauphiné Libéré van 1991 zaten twee hele zware bergetappes: van Crest naar Villard-de-Lans en van Villard-de-Lans naar Aix les Bains. Onder leiding van Knetemann mocht ik in een gelegenheidsploeg van Alrecon Buitenreclame dagelijks vooraf aan het peloton profs de koers volbrengen. Loodzwaar, want we moesten snel zijn. De wegen waren al afgezet en motoragenten begeleidden ons. We sliepen in de hotels van de renners en hadden dezelfde professionele verzorging. In Villard zag ik ’s avonds enorm tegen de volgende dag op. Toen ik dat liet merken, was er prompt een soigneur met een koffer pillen waaruit ik welhaast kon kiezen. Hij drong er meerdere keren op aan – het zou ervoor zorgen dat ik de volgende dag ‘de bergen over zou vliegen’.
Ik durfde het niet en begon de etappe maar op een flink ontbijt. Het werd klimmen tegen de klippen op en een aantal keren moest Knetemann zich af laten zakken om mij moed in te spreken. Het bleek dat zijn relativerende humor die dag net voldoende voor mij was om het hooggebergte over te komen. Eén zin van wat hij op z’n typische Kneets zei, terwijl ik amechtig naar de volgende top verlangde, zal ik niet vergeten: “Ik wist niet dat diplomaten zo hard konden vloeken.”
De tragiek dat je niet meer kunt geloven wanneer iemand stelt dat hij clean koerst, zoals Peter Winnen schrijft, is niet van vandaag of gisteren. Dat weet hij ook. Winnen gaat helaas al heel lang niet meer clean. En in die zogenaamde ‘romantische periode’ werd troep geslikt die waarschijnlijk nog veel gevaarlijker was dan epo.
Maar sinds de jaren negentig en zeker sinds Armstrong is doping gepaard gegaan met criminaliteit, van bedreiging, omkoping tot witwasserij. Het is vooral dat waar de romantische wielerzwevers met groot gemak aan voorbij gaan. Net doen alsof het alleen 'maar' om doping gaat.
Wie was die soigneur? Waarom noem je zijn naam niet?
In 1991 was Knetemann bondscaoch van de KNWU, ik kan mij niet herinneren dat hij aanwezig was bij de Dauphine Libere in 1991.
Wellicht heef u, als journalist, nog een mooie foto van u met de Kneet op deze bergetappe van 1991.
Ik heb weet absoluut niet meer wie de soigneur was. Het ging mij om de vanzelfsprkendheid waarmee mij hulp uit een pillendoos werd aangeboden. Dat vergeet je niet, vooral omdat ik best wel even geaarzeld heb. Het was verlijdelijk en 'het kon kwaad'... Voor een foto met Gerrie Knetemann (gemaakt op het podium in Aix les Bains, als ik het goed heb) verwijs ik naar mijn Blogboek. Hij was er weldegelijk, maar dat vind je nu eens niet terug in de wielerannalen. Ik ben overigens geen journalist. De foto komt uit mijn privéarchief.