De boeren zouden hun zegeningen tellen als ze wisten hoe goed ze het hadden
Vrijdagavond organiseerde Pauw een gesprek tussen Alexander Pechtold, en enkele ontevreden burgers, die naar eigen zeggen, hun vertrouwen in de politiek verloren hadden. De enige dame onder hen maakte geen geheim van haar ideologische voorkeuren. Zij is actief in Pegida Nederland. Dat is een stukje rechts van rechts in de PVV. De anderen hielden hun potentieel stemgedrag in het midden.
Pauw deed alsof hij zijn kijkerspubliek een geheel nieuw verschijnsel presenteerde: Nederlanders die denken dat politici leugenaars zijn, zakkenvullers en uitsluitend uit op eigen eer en glorie. Tevergeefs heb ik tussen mijn paperassen gezocht naar een erfstuk van mijn vader, de tekst behorende bij een scholingscursus van de Katholieke Volksartij uit het begin van de jaren vijftig.
Het eerste hoofdstuk – dat herinner ik mij nog precies – luidt: “Neen, mijnheer, politiek is vuil!”. De weerzin en het wantrouwen die de zogenaamd werkelijke vertegenwoordigers van het volk tot uiting brachten, is van alle tijden. Van alle tijden is eveneens het contrast tussen de heftigheid en de vaagheid van de kritiek. Ze hamerden erop dat de politici niet deden wat zij beloofden, maar konden daar desgevraagd als enige voorbeeld van geven de duizend euro die Rutte iedereen in de verkiezingsstrijd van 2012 had voorgespiegeld. Meer hout sneed de opmerking dat “ze” in Den Haag geen besef hebben van wat het betekent, als je geen geld hebt om je kapotte wasmachine door een andere (geeneens een nieuwe) te vervangen.
Daarbij mag men zich echter geredelijk afvragen of dat besef dan wel leeft bij Wilders en consorten. Zijn stemgedrag van de laatste jaren en zijn rol in de gedoogcoalitie van voor 2012 wekt wat dat betreft weinig vertrouwen. De overgrootvaders van Pauws televisiegasten hadden in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vrij nauwkeurig dezelfde amorfe onvrede kunnen uiten want die was toen aan de orde van de dag. Ook in die tijd had je de Thierry Baudets die zich tot tolk pobeerden te maken van het onbehagen zoals wij kunnen leren uit het werk van Menno Ter Braak, redacteur letteren bij het Vaderland, die hun leerstellingen steeds weer fileerde. Maar ook hij beschreef geen nieuw verschijnsel.
Duiken wij terug naar het derde kwart van de negentiende eeuw. Dat was ook een tijd van grote ontevredenheid en weerzin van het publiek ten opzichte van de elite, die toen een echte elite was omdat alleen welgestelden het kiesrecht bezaten. Uit de gisting van die tijd zijn de grote politieke stromingen naar voren gekomen die het nu zo moeten ontgelden, de christendemocratie, de sociaaldemocratie en het democratisch en sdciaal liberalisme.
Nicolaas Beets, wereldberoemd in Nederland om zijn Camera Obscura en rond 1880 verheven tot de positie van informeel dichter des vaderlands publiceerde toen het volgende:
WAT WIL MEN TOCH? O Fortunati nimium sua si bona norint! Wat wil men toch in Nederland? Het zwaard bleef in de scheede; De welvaart deelt, naar elken kant, Haar gaven rijklijk mede, De tong is vrij, ’t geweten vrij, De vrije pers dient u en mij, Bij orde, rust, en vrede. Wat wil men toch in Nederland? Met praats en staatsgeschillen? De vorst, die hier de rijkskroon spant, Wil juist hetgeen wij willen: (geen zwaren last, geen knellend juk, Maar vrijheid, welvaart, volksgeluk, En geen — vergulde pillen Wat wil men toch in Nederland? Wat geeft men voor te duchten? Wat kwaad humeur, wat onverstand Wil ons volstrekt doen zuchten? Daar is slechts iets, dat elk verveelt: Bedilzucht, die met buskruit speelt, Om haar verstand te luchten.
Dat zinnetje in het Latijn is een citaat van de Romeinse dichter Vergilius. Het betekent ongeveer: “De boeren zouden hun zegeningen tellen als ze wisten hoe goed ze het hadden.”
Dit gedicht geeft het probleem van deze tijd is dat wij voor de taak staan om uit de maatschappelijke gisting goede wijn te laten ontstaan en niet het azijn van de rancune, de afgunst en het aanwijzen van zondebokken. Het is duidelijk dat je met veel ervaring uit het verleden niet veel aan kunt om de problemen van de toekomst te lijf te gaan.
Wat dat betreft wekken de volksmenners die nu hoog te paard zitten weinig hoop. Behalve gedram over islamisering hebben ze weinig te bieden. Of heeft Wilders soms wel een plan over wat te doen als de robotisering van de maatschappij straks massawerkloosheid veroorzaakt? Kan hij echt uitleggen op welke manier wij aan de bron iets kunnen doen tegen de mondiale volksverhuizing? Het zijn maar een paar kleinigheden.
Ik troost me dan maar met een ander Latijns gezegde per aspera ad astra: “door bittere ervaringen naar de sterren.”