Terwijl de Verenigde Naties aan de bel hangt over burgerslachtoffers in Uruzgan, zwijgt de door Nederland betaalde Afghaanse mensenrechtencommissie.
Er rot iets in de provincie Uruzgan als ik dr. Sher Ahmed, hoofd van de VN-missie in Afghanistan UNAMA in Tarin Kowt mag geloven. Hij is ‘bezorgd’ om de civiele slachtoffers in de ‘Nederlandse’ provincie, zo zegt hij vandaag in De Pers.
Herhaaldelijk vraagt hij om opheldering bij beschietingen door buitenlandse militairen in Uruzgan maar krijgt nul op rekest. Hij noemt twee recente gevallen. Rond 9 augustus opende een Amerikaanse helikopter het vuur op burgers. Bij gebrek aan gsm-masten waren ze een heuveltop opgeklommen in het district Chora voor een betere telefoonverbinding. Zeker drie mensen kwamen bij de beschieting om het leven.
Twee maanden eerder rond 11 juni werden twee auto’s beschoten door Nederlandse helikopters in het district Chenartu 25 kilometer buiten Tarin Kowt. Van in de totaal veertien reizigers stierven er acht: 1 kind, 1 vrouw en zes mannen. Sher Ahmed: ‘Van één gezin komen vier mensen om: echtgenote, zoon, schoondochter en kleinkind.’ Vier raakten gewond: een kind, een vrouw en twee mannen. Dr Sher Amed: ‘Ik krijg geen opheldering. ISAF deelt niet altijd specifieke informatie.’
Zijn bevinding is met name zo bijzonder omdat ik op het hoofdkantoor van de Onafhankelijke Afghaanse Mensenrechtencommissie AIHRC in Kabul iets heel anders hoor. Gevraagd naar het aantal burgerslachtoffers in 2009 verneem ik van slechts twee incidenten. En daarbij zijn geen doden gevallen. ‘In januari raakten 3 burgers en in maart 5 burgers gewond,’ meldt bestuurslid Mohammad Farid Hamidi. Ook de verantwoordelijke Shafiq van het AIHRC-kantoor in Tarin Kowt heeft geen dodelijke incidenten genoteerd. ‘We kunnen niets zeggen over het aantal doden dit jaar.’ Volgens hem omdat incidenten plaatsvinden in een gevaarlijke gebied en daarom niet worden onderzocht.
De grote tegenstrijdigheid, elf burgerdoden tegen nul, is voor het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken geen reden navraag te doen bij de AIHRC. Woordvoerster Annelou van Egmond is ‘tevreden’ over het werk van de mensenrechtencommissie. Er wordt zelfs overwogen de subsidie te verlengen met een ‘beperkte optopping van 25 procent tot eind 2009’. Tussen 15 december 2007 en 31 december 2009 ontvangt de organisatie dan 1,25 miljoen euro. Elke insinuatie van belangenverstrengeling wijst ze af. ‘Van voorkeursbehandeling is geen sprake.’
Ook AIHRC- bestuurslid Mohammed Farid Hamidi ontkent dat zijn commissie in ruil voor Nederlandse hulp burgerdoden in de provincie verzwijgt. Hij heeft de gegevens uit de media en van het kantoor in Uruzgan. ‘Er is geen druk dodencijfers te minimaliseren. Nederland is wel onze belangrijkste donor.’
SP-Tweedekamerlid Harry van Bommel vindt het verzwijgen van burgerdoden, of er geen weet van hebben, door een met Nederlands geld gesteunde mensenrechtencommissie aanleiding voor een onderzoek: ‘Het lijkt op het gezegde: wiens brood men eet, wiens woord met spreekt.’ CDA-er Maarten Haverkamp daarentegen vindt dat de AIHRC niet in het leven is geroepen om geweldsaanwendingen slachtoffers van Nederlandse militairen bij te houden. ‘Dat is een taak van het Nederlands Openbaar Ministerie.’
Beperkte ‘collateral damage’ in de Afghaanse oorlog heeft twee grote politieke voordelen. Ten eerste stijgt het imago van Nederland als lead nation in Uruzgan dat mensenrechten respecteert. Ten tweede komt het president Hamid Karzai goed uit want rumoer rond excessief geweld door buitenlandse troepen holt zijn invloed uit. En dat kan hij niet gebruiken. Maar dat er is mis is blijkt uit een opiniepeiling door de onderzoeksgroep The Asia Foundation, uitgebracht in oktober, Daarin blijkt dat inwoners van Uruzgan de verantwoordelijkheid van geweld in hun provincie viermaal vaker toeschrijven aan buitenlandse militairen dan het Afghaanse gemiddelde.
Burgers meldden aan mij verschillende andere dodelijke treffen dit jaar. Een hoofdonderwijzer uit het district Khas Uruzgan zei dat afgelopen zomer in het dorp Nawa Shalee een gevangenis van de taliban werd gebombardeerd. Drie gevangenen overleden. ‘Het waren boeren die een landdispuut hadden.’ In juni zouden twee Kuchi-nomaden zijn omgekomen en begin november overleed een vrouw bij een nachtelijke beschieting op de weg van Kandahar naar Tarin Kowt.
Ik wil even ingaan op de details op de beschieting van Nederlandse helikopters zoals door UNAMA-vertegenwoordiger Sher Ahmed aan mij is overgebracht. Hij vertelt hoe een kleine passagiersbus, een Toyota Townace, met aan boord twaalf mensen, inclusief de chauffeur in de namiddag van 11 juni op weg was naar huis. ‘Op het einde van de streek Mirabad krijgt de auto een lekke band. Daarom stappen de inzittenden uit. De chauffeur en twee mannen blijven achter om de band te verwisselen terwijl de rest doorloopt. Achterop komt een Landcruiser waarin een chauffeur zit met een zakenman. Zij pikken twee vrouwen en de twee kinderen op. Als de inmiddels herstelde auto de Landcruiser tot op een halve kilometer is genaderd, verschijnen twee helikopters.’ Beide auto’s worden beschoten, eerst de Landcruiser. ‘Van de achtervolgende auto weten verschillende inzittenden te springen voordat die ook wordt geraakt.’ Van in de totaal veertien reizigers sterven er acht: 1 kind, 1 vrouw en zes mannen. ‘Van één gezin komen vier om, echtgenote, zoon, schoondochter en kleinkind.’ Vier raken gewond: een kind, een vrouw en twee mannen.
Bijkomend gegeven is dat de Townace onderweg in Mirabad een passagier oppikte. Daar werd op zes kilometer buiten Tarin Kowt bij het dorp Sarchakhlay drie uur eerder gevochten tussen taliban en coalitietroepen. ‘De helikopters zouden de verdachte man gevolgd hebben.’ Defensievoorlichter Robin Middel bevestigt het incident maar bestrijdt de woorden van de UNAMA. Hij zegt dat alle omgekomen passagiers ‘onomstotelijk’ talibanstrijders waren. En dat er vanuit de auto werd gecommuniceerd met de talibanstrijders.
Mmm…. hoe laat zich dat rijmen met de verklaringen opgetekend door UNAMA, vraag ik me af. Ook verbaast me de reactie van het Openbaar Ministerie in Arnhem dat de geweldsaanwending heeft onderzocht. ‘Deze is bekeken en geoordeeld dat er conform de geldende regels is gehandeld,’ meldt de woordvoering.
Mijn vraag: Is er nu geen enkele advocaat in Nederland die deze grote tegenstelling eens wil uitpluizen?
In iedere geval stuur ik een brief namens stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden naar het OM in Arnhem met het verzoek de zaak nogmaals tegen het licht te houden. Ik vind dat het stinkt.