Wat ooit een middel was – compromissen sluiten, coalities smeden – om grote politieke doelen te realiseren, is een doel op zichzelf geworden.
Door Ewald Engelen en Marianne Thieme
Op de valreep van het oude jaar riepen in de Volkskant van 27 december een aantal actieve leden van de Pvda, D66 en het CDA hun eigen partijen en de andere middenpartijen op tot verregaande samenwerking uit naam van “fatsoen”, “optimisme” en “inclusie”. De “fatsoenlijke” partijen zouden de handen ineen moeten slaan en “het landsbelang” tot een “verbindend ideaal moeten verheffen”, zo schreef het achttal.
Verzoening, samenwerking, constructieve parlementaire politiek, voorbij het cynisme: als de tekenen niet bedriegen zijn dat de thema’s waarmee de middenpartijen zich de komende verkiezingen hun uitdagers op links en rechts van het lijf willen houden.
Zie Samsom die in zijn afscheidsbrief de lof zingt op “de kracht van het compromis.” En die in een adem het Lenteakkoord van april 2012 als schoolvoorbeeld ervan noemt. Of zie Alexander Pechtold die het vijf dagen later in het tv-programma Buitenhof nog eens dunnetjes overdeed. Of neem Mariëtte Hamer die onlangs de levensvatbaarheid van het poldermodel aflas aan het feit dat het Energieakkoord door maar liefst 47 partijen is ondertekend.
Wat ons betreft is dit typerend voor een vorm van politiek bedrijven die het zicht op doel en middel volledig is kwijtgeraakt. Gespeend van idealen – op de omarming van meer vrijhandel, meer Europa, meer begrotingsoverschot, meer onderwijs, meer topsectoren na – is elkaar bij de hand nemen en dus in het zadel houden het voornaamste doel van het politieke bedrijf geworden. Wat ooit een middel was – compromissen sluiten, coalities smeden – om grote politieke doelen te realiseren, is een doel op zichzelf geworden. Het doet er niet toe waar we heen gaan, zolang we het maar samen doen, en zolang we het maar kunnen verkopen met zoiets vaag als “het landsbelang” – dat idee.
De Britse socioloog Colin Crouch heeft het “post-democratie” gedoopt. Terwijl de Waalse filosofe Chantal Mouffe van “post-politiek” spreekt. Wij hebben het liever over “compromisme”: politiek als eredienst aan het proces zonder aandacht voor het resultaat op lange termijn voor mens, dier en milieu.
Neem het Lenteakkoord. Toen het eind april 2012 tot stand kwam, was de lof niet aan te slepen. Het voltallige journaille putte zich uit in superlatieven om de moed te bezingen van GroenLinks, D66 en de ChristenUnie die het hadden bestaan te breken met de afbraakpolitiek van Wilders en in het uur van nationale nood Rutte 1 aan een parlementaire meerderheid hadden willen helpen door hun handtekening te zetten onder 12 miljard euro aan extra bezuinigingen en lastenverzwaringen om een uitbrander uit Brussel te helpen voorkomen. “Over de eigen schaduw heen springen,” heette het destijds bewonderend.
Dat het Lenteakoord de Nederlandse economie in een recessie stortte waar zij eind 2015 pas weer uitkwam; dat 355 duizend mensen er nodeloos hun baan door zijn kwijtgeraakt; dat er tienduizenden bedrijven door op de fles zijn gegaan; dat de kosten voor levensonderhoud er voor steeds meer Nederlanders onbetaalbaar door zijn geworden; dat de woningmarkt er door in elkaar is gestort; dat de jeugdwerkloosheid er torenhoog door is geworden – dat is inmiddels door de verantwoordelijken zelf en hun journalistieke paardenfluisteraars allang weer vergeten.
Het enige wat telt is de beslissing: meedoen met de zogenaamde “fatsoenlijke politiek” van de middenpartijen, kostte wat het kost. In de woorden van Samsom: “de schoonheid van naar elkaar luisteren in plaats van tegen elkaar schreeuwen.” Uiteraard zien de miljoenen Nederlanders die de prijs van Samsom’s esthetica hebben mogen betalen, dat toch echt anders.
Of neem het Energieakkoord. Op de website van de SER wordt met groene metertjes keurig bijgehouden hoeveel afspraken inmiddels gerealiseerd zijn. Het dashboard van de Borgingscommissie, heet het duur. Als je de metertjes ziet zou je haast gaan denken dat het ecologisch uitstekend gaat met Nederland. Of het nou gaat om duurzaam energieverbruik in de agrifood , energiebesparing in de bebouwde omgeving, kolencentrales, duurzame investeringen of opwekken van duurzame warmte – overal staan de metertjes vorstelijk in het groen.
Het is je reinste demagogie. Op alle duurzaamheidstabelletjes staat Nederland namelijk stijf onderaan. Als je kijkt naar het aandeel hernieuwbare energie is Nederland hekkensluiter. En het Energieakkoord verandert daar geen iota aan. Ook erna is het aandeel duurzame energie in het totale Nederlandse energieverbruik een schamele vijf procent. En datzelfde geldt voor de subsidie die er aan wordt uitgegeven. Om maar te zwijgen van de ecologische voetafdruk van Nederland, die door zijn industriële vlees- en voedselindustrie ruim drie keer het Nederlandse oppervlak is.
Zoals Esther Ouwehand in haar bijdrage uit 2015 over het Energieakkoord terecht opmerkte: “Polderen is een gebrek aan politiek leiderschap.” En biedt fossiele bedrijven bovendien veel te veel mogelijkheden om de politieke agenda naar de eigen, kortzichtige hand te zetten, waardoor de zo noodzakelijke transformatie van ons belastingstelsel van het belasten van arbeid naar het belasten van grondstoffen nu al jaren wordt geblokkeerd.
Op dit moment maken alle politieke partijen zich op voor wat ongemeen spannende verkiezingen beloven te gaan worden. Wat het Oekraïne-referendum, Brexit, de verkiezing van Trump in de Verenigde Staten en het referendum in Italië hebben geleerd, is dat een groeiende groep kiezers is uitgekeken op het compromisme van de middenpartijen. Uiteraard beseffen ook wij dat je campagne voert in poëzie en regeert in proza. Maar de lichtzinnigheid waarmee de middenpartijen de afgelopen jaren hun idealen hebben opgeofferd voor het pluche heeft het vertrouwen van burgers in politiek en democratie ernstig geschaad. Met de coalitie van VVD en Pvda in oktober 2012 als voorlopig dieptepunt. Meer en meer bereiken ons berichten uit de samenleving dat men het cynisme van de huidige politieke leiders van de middenpartijen spuugzat is en dat men liever de stem geeft aan authentieke, idealistische politici die radicale systeemverandering tot inzet van hun politieke ambitie hebben gemaakt. In plaats van politiek opportunisme ten dienste te stellen van hun politieke ambitie.
Om die reden werpen wij het pleidooi tot verzoening, saamhorigheid en samenwerking van Samsom, Pechtold, en anderen verre van ons. Wat is er in hemelsnaam “fatsoenlijk” aan begrotingsbeleid dat de korte termijn belangen van het huishoudboekje van de staat zwaarder heeft laten wegen dan de duurzame sociaal-economische kansen van toekomstige generaties? Wat is er in hemelsnaam “fatsoenlijk” aan een Energieakkoord dat fossiele bedrijven in staat stelt de rekening alleen maar verder door te schuiven naar toekomstige generaties? Wat is in vredesnaam dat “landsbelang” dat met dit soort kortzichtige compromissen gediend zou zijn?
Juist omdat het één voor twaalf is en het echt anders moet, breekt de Partij voor de Dieren met het vanzelfsprekende compromisme dat al zo lang de Nederlandse politiek tot een gezelschapspel voor bonentellers en technocraten maakt. En pleiten wij hartstochtelijk voor politieke idealen die zo zwaarwegend zijn dat ze niet ingeruild kunnen worden voor een plek aan de knoppen.
Die “kracht van het compromis” waar Samsom het over had, die zien wij, net als veel kiezers, niet zo. En dus houden wij vast aan onze idealen. Al was het maar om burgers te tonen dat er 15 maart daadwerkelijk iets te kiezen valt. En met een beetje geluk doen veel teleurgestelde kiezers dat ook: vasthouden aan hun idealen in plaats van strategisch stemmen.