Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen.

Weet je wat pas links is? Van Nederland een echte democratie maken

Vandaag
leestijd 7 minuten
327 keer bekeken
ANP-481782379

Is Nederland nog een democratie? Dat is een vraag die we nu elke dag tweemaal moeten stellen; allereerst bij opstaan, als we worden overspoeld met een stortvloed aan ochtendnieuws, en dan bij het slapen gaan, als we nog even door alle takes en duidingen van het nieuws van die dag scrollen op onze ‘sociale’ media. Een demissionair kabinet regeert er lustig op los, de VVD blokkeert de formatie op zo’n manier dat dit kabinet nog lang demissionair blijft, en de BBB bewijst elke dag opnieuw dat ze de militante tak van de LTO zijn, een wisselbeker die ze af en toe (maar nooit lang) moeten afstaan aan de Farmer’s Defence Force.

Het gaat dus niet goed met de Nederlandse democratie, maar voordat we kunnen vragen of Nederland nog een democratie is, moeten we eerst vragen: is Nederland eigenlijk ooit wel een democratie geweest?

Ten eerste kan je deze vraag horizontaal beantwoorden. Zelfs al is de Nederlandse staat democratisch georganiseerd, een boude stelling waar we later op terug zullen komen, dan nog is dat slechts een klein deel van onze samenleving. Het overgrote deel van de mensheid brengt het overgrote deel van de dag voort in een ondemocratische omgeving. Het leven van de meeste werkende mensen wordt bepaald door een mozaïek aan bestuurlijke lagen die uiteindelijk direct of indirect verantwoording moeten afleggen aan een bedrijfseigenaar. Besluiten over ontslag, aannemingsbeleid, bedrijfssluiting, investeringen, financiële risico’s en het productieproces worden genomen door mensen op wie we niet eens indirecte invloed kunnen uitoefenen.

Gaat het niet over onze eigen werkende levens, dan gaat het over hoe onze samenleving is ingericht. Voor mijn voedselvoorziening ben ik afhankelijk van Albert Heijn, eigenaar van Ahold. De producten komen grotendeels van Unilever, die grondstoffen inkoopt van bedrijven als Cargill, die op hun beurt weer grondstoffen kopen bij boeren. Hetzelfde geldt voor het huis waar ik woon, de bedrijven die energie en water leveren, en ook mijn zorg en openbaar vervoer zijn autocratisch ingericht. Geld, niet een democratisch besluitvormingsproces, bepaalt in overgrote mate al deze processen die voor een maatschappij van fundamenteel belang zijn.

Het is een paradox zonder antwoord: als democratie zo belangrijk is, en autocratie zo kwaadaardig, hoe kunnen we dan toestaan dat zulke grote delen van onze maatschappij autocratisch en ondemocratisch zijn ingericht? ‘Dat is nu eenmaal hoe kapitalisme werkt’, zo wordt beweerd. ‘Dat is de prijs van vrijheid’. Over welke vrijheid hebben we het dan? Het is de vrijheid van enkelingen om over de levens te beslissen van mensen die ze nooit kunnen hebben, in ruil voor de ‘vrijheid’ van de meerderheid om die bevelen te volgen. Echte vrijheid stelt iedereen in staat om over hun eigen leven te beslissen.

Dat kapitalistische systeem is de reden dat Nederland geen democratische cultuur heeft. Democratie begint bij de gedachte dat elk mens het fundamentele recht heeft om over hun eigen lot te beslissen. Dat je inspraak en besluitvaardigheid verdient over alles wat jou als persoon raakt. Dat er geen invloed bestaat zonder verantwoordelijkheid, en dat iedereen gelijkwaardig is, ongeacht talenten. Democratie begint, met andere woorden, met zelfverzekerdheid en zelfrespect, en een cultuur die die verzekerdheid en dat respect vanaf je geboorte tot in je diepste vezel laat doordringen.

Maar nee, dat is niet onze cultuur. De Nederlandse cultuur is er een van ongelijkheid, waarin mensen elke dag moeten slikken dat zij ondergeschikt zijn aan een hiërarchie. Dat hun baas mag bepalen hoe hun dag eruit ziet, puur en alleen omdat hij de baas is. Waarom is hij de baas? Óf omdat hij rijk is geboren, óf omdat hij geluk had in de aandelenloterij, óf als hij zelf niet rijk is omdat hij zich nuttig en loyaal heeft getoond aan iemand die dat wel is. Zelf zullen ze zeggen dat zij nu eenmaal slim zijn. Zij zijn ‘ondernemers’ (alsof niet iedereen onderneemt), zij verdienen respect. En hoe veel sprookjes we ook vertellen over dat geld er niet toe doet en dat iedereen gelijkwaardig is, onze cultuur en samenleving benadrukken constant dat dat in de praktijk niet waar is.

Willen we een democratische cultuur ontwikkelen, dan moeten mensen veel meer inspraak krijgen over hun eigen leven, in het bijzonder op het niveau van de eigen werkvloer. Geef mensen stemrecht over wie hun manager is, en over het beleid dat ze moeten uitvoeren. Zorg dat elke verhuurder een ledenvergadering heeft (zoals vroeger gebruikelijk was) aan wie ze beleid moeten voorleggen en die bestuurders mag kiezen. Geef studenten een stem in het bestuur van hun instelling, of dat nu een middelbare school is, een universiteit of wat voor soort school dan ook (hetgeen vroeger normaal was). Geef patiënten niet alleen een raadgevende, maar een bindende stem, samen met de zorgmedewerkers, over hoe hun zorginstelling functioneert.

Dat soort ‘kleine’ democratie is noodzakelijk in een democratische samenleving. De maatschappij wordt beïnvloed door miljarden kleine beslissingen per dag, en als democratische inspraak alleen over de hoofdlijnen gaat, dan zit het duveltje juist in de details. Juist in detailwerk kunnen mensen het beste meepraten. Je kan mensen niet vragen een mening te vormen over grote overkoepelende concepten als ze niet óók mogen meebeslissen over de basis. Als je mensen wil laten stemmen over zaken als inflatie of de arbeidsinkomensquote, dan moeten ze óók kunnen meebeslissen over huur- en loonstijging.

Maar kijken we naast horizontaal ook verticaal, dan zien we een ander democratische tekort waar de Nederlandse staatsvorm aan lijdt. De zogenaamde ‘representatieve democratie’ begint en eindigt in de verkozen organen van de staat: de waterschappen, de gemeenteraad, de provinciale staten, de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Om de zoveel jaar kunnen we naar de stembus om te kiezen uit een lijst van (veelal) hoogopgeleide, (grotendeels) witte mensen, waar steeds vaker vrouwen tussen zitten. Deze kandidaten zijn voorgeselecteerd en op een lijst geplaatst door een partij, en van deze partij zijn ze meer afhankelijk dan hun eigenlijke kiezers. Van de 150 zetels werden in 2025 slechts vijf kandidaten met voorkeurstemmen gekozen. De overige 145 danken hun zetel aan hun plaatsing op de partijlijst.

Het enkele feit dat die 150 Kamerleden zo nauw moeten samenwerken creëert een tweede drukpunt op de democratie. De Kamerleden hebben veel meer contact met hun collega’s van andere partijen dan met hun achterban. Het riskeert de vorming van een clique aan hoogopgeleide ‘professionals’ die meer bezig zijn met abstracte zaken als ‘bestuurbaarheid’ dan de daadwerkelijke zorgen van kiezers, die zo ver van hen verwijderd zijn. Dit wordt versterkt door het riante loon en het nog riantere vooruitzicht op lobbywerk ná de politiek, waardoor Kamerleden feitelijk nooit meer armoede hoeven te vrezen.

Voorstanders van de representatieve democratie zullen zeggen dit systeem werkt, omdat politiek te ‘moeilijk’ zou zijn voor ‘normale’ mensen. Partijpolitici kunnen zich fulltime bezighouden met het begrijpen van problematiek, zodat de kiezers dat niet hoeven doen. Naast dat dit weinig anders is dan verdoezeld paternalisme, is dat juist het probleem van het systeem: het maakt politiek onbegrijpelijk voor grote groepen mensen, die er maar op moeten vertrouwen dat hun ‘vertegenwoordigers’ hetzelfde willen als zij, zonder dat ze een goede manier hebben om dat te controleren.

Daarnaast zijn ook de verkiezingen zelf ondoorzichtig voor de meeste kiezers. Wat bepaalt je stem nu uiteindelijk na een regeerperiode van (in theorie) vier jaar? Een politiek schandaal in jaar één? Een mislukt wetsvoorstel halverwege jaar drie? Of toch weer de mediaoptredens in de weken voorafgaand aan de verkiezingen? Parlementaire verkiezingen zijn te groot, en daardoor kan je op de uitslag geen peil trekken. Het koffiedik kijken over verkiezingsuitslagen is zelfs een hele industrie geworden, waarin tegengestelde conclusies toch allemaal waar kunnen zijn.

Dit zijn voorbeelden van democratisch falen, en er zijn er nog wel meer te noemen: hoe onverkozen ministers veel meer ambtelijke ondersteuning hebben dan Kamerleden en het tekortkomen van de parlementaire journalistiek. Er is maar één manier om al dat falen op te lossen, en dat is door de democratie vanaf de basis te versterken en te verstevigen. Dat betekent dat we veel meer inspraak moeten hebben op veel meer onderdelen van ons leven. Het betekent dat macht gedecentraliseerd moet worden; dat debatten niet alleen plaatsvinden in de parlementaire vergaderzalen, maar juist in elke flat, elk verzorgingshuis, elke school en elke supermarkt.

Steeds vaker horen we de oproep dat links een ‘nieuw geluid’ nodig heeft. Een heldere boodschap, een offensief verhaal. Democratisering kan dat offensief zijn. Het maakt werk van iets dat iedereen belangrijk vindt (of zegt te vinden), en het knaagt tegelijkertijd aan de autocratische macht van onze tegenstanders. Het heeft tegelijkertijd als voordeel dat geen enkele politieke partij dit lijkt te willen, en dus is het ook nog eens anti-establishment, hetgeen ook een politieke pré is vandaag de dag. Met concrete voorstellen voor democratisering van de economie en de samenleving kunnen we politici ook dwingen om kleur te bekennen: zijn ze bereid macht af te staan, of houden ze toch vast? De strijd voor een eerlijkere verdeling van de macht zal uiteindelijk tonen wie de échte democraten zijn, en wie het idee alleen maar naar de mond praten. Het zal mij benieuwen.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

Al 100 jaar voor