Het debat moet gevoerd worden op basis van argumenten en feiten en niet op grond van gevoelens of ideologische overtuigingen
Als dat zo doorgaat in Fukushima, dan wacht nog veel meer kerncentrales net als Kalkar een toekomst als Kernwasser Wunderland. Oudgedienden uit de milieubeweging herinneren zich “Kalkar” nog wel. Dat was de heksenketel van het absolute kwaad die door het establishment ondanks het protest van miljoenen toch werd gesmeed.
Uiteindelijk wonnen de activisten. Toen het complex eindelijk was voltooid, bestond de politieke wil niet meer om het ook in gebruik te nemen. De magiër/entrepreneur Henny van der Most heeft het complex uiteindelijk omgebouwd tot een pretpark dat in ieder geval qua entreeprijzen de Efteling het nakijken geeft.
De ramp in Japan betekent een adrenaline-injectie voor de milieubeweging, terwijl de kernenergie-lobby het beetje krediet dat in jaren van moeizame arbeid werd opgebouwd, in een klap is kwijt geraakt.
Wanneer straks overal ter wereld wordt besloten om deze industrietak uit te faseren dan wordt de beslissing met het gevoel genomen en niet met het verstand. Vers twee is of zo’n beslissing juist is dan wel niet, maar hij komt in ieder geval uit het diepst van onze ingewanden en niet uit ons hoofd.
Dat komt omdat heel veel mensen een kerncentrale beschouwen als een soort getemde atoombom. De energie zoals die binnen een seconde tot ontlading boven Hiroshima en Nagasaki wordt nu bij hele kleine beetjes losgelaten, zodat we er de maatschappij op kunnen laten draaien. Althans dat geloven zulke mensen.
Tegelijkertijd leeft bij hen de vrees dat het een keer mis gaat, dat zo’n ding op hol slaat, dat we ineens toch die paddenstoelwolk omhoog zien kolken. Er bestaat zo’n nauw verband tussen de atoombom en de kerncentrale dat velen van ons de neiging hebben allebei onder te brengen bij het absolute kwaad. Bovendien weten we ook dat we het kernafval niet goed kwijt kunnen.
Als het daar bij bleef, dan was het nog tot daar aan toe, maar er gebeurde nog iets. De houding tegenover kerncentrales kon op die manier een lakmoesproef worden binnen het politiek correcte denken – zowel dat van links als van rechts.
Rechts Nederland beschouwde de atoombom traditioneel als een perfect middel om vijanden af te schrikken. Het had op grond daarvan nooit principieel bezwaar tegen het opwekken van kernenergie. Die houding is door de politieke polarisatie van de laatste jaren aangescherpt. Wie vandaag de dag vindt dat er grote opruiming gehouden moet worden onder de linkse hobbies, zou deze overtuiging graag ook nog eens in beton en staal gegoten willen zien en wel in de vorm van een paar stevige kerncentrales. De contouren daarvan zijn te zien aan de horizon van het rechtse utopia. Net zoals je in linkse toekomstdromen aan de einder de wieken ziet draaien van een lange rij windmolens.
Dit alles zal leiden tot een uiterst onvruchtbare discussie. Links werpt rechts de ramp van Fukushima voor de voeten met de kreet: “Nu zie je wat er van komt”. En rechts zal antwoorden, dat het om verouderde installaties ging die binnen enkele jaren toch zouden worden ontmanteld en dat een heel stel andere kerncentrales de aardbeving en de tsunami naar behoren hebben doorstaan. Dat bovendien ondanks deze krankzinnige combinatie de ramp van Fukushima toch min of meer beheersbaar bleef, want er zullen zeker maatregelen genomen worden die de schade effectief beperken.
We hebben in Nederland een scherpe discussie nodig op grond van inhoudelijke argumenten over de manier waarop wij onze samenleving de komende eeuw van energie gaan voorzien. Dat moet vooral een zakelijke en een onpolitieke discussie zijn waarin de voor- en nadelen van verschillende vormen van energie-opwekking eerlijk worden gewogen. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om te vernemen hoeveel levens kolencentrales en kolenwinning in ondergrondse mijnen de afgelopen halve eeuw heeft gekost. Welke grote en kleine ongelukken er in die periode plaats hebben gevonden en hoeveel maatschappelijke schade dat bij elkaar heeft opgeleverd. Diezelfde gegevens kun je ter tafel brengen met betrekking tot zonne-, wind-, kern- en waterenergie. Zo is het mogelijk om tot een verantwoorde risico-analyse te komen. En dat dient dan los van de opbrengsten te gebeuren.
Bij de kosten per kilowattuur of hoe ze dat tegenwoordig formuleren, horen ook die van de totale milieuschade die door het afval van kolen- en kerncentrales worden veroorzaakt. Een groot deel daarvan wordt nu afgewenteld op de maatschappij (of als u dat liever hoort: de belastingbetaler) en die dien je mee te rekenen voor een eerlijke vergelijking.
Tenslotte is er ook nog de strategische vraag: is het westen wel veilig als het zich afhankelijk maakt van grondstoffen – uranium, steenkool en olie – die voor het grootste deel van elders moeten worden geïmporteerd? En maken wij ons door onze zeer centrale energiewinning niet zeer afhankelijk? Nu kan met een paar precisiebombardementen heel Nederland zonder stroom worden gezet. Wettigt die gedachte niet een radicale decentralisatie van de energieproductie zodat onze samenleving niet langer met een stuk of wat gerichte aanslagen totaal kan worden ontregeld?
Op deze en dergelijke vragen hebben wij in ons land doordachte antwoorden nodig. Die zullen alleen bruikbaar zijn als het debat wordt gevoerd op basis van argumenten en feiten en niet op grond van gevoelens en ideologische overtuigingen. Als de scheidslijnen dwars door de politieke partijen heenlopen. Als we onze hersens gebruiken. We moeten niet alleen kerncentrales maar ook ons hoofd koel houden