Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

We hoeven niet meer te praten over hoe rijk 'we' werden van de slaven

  •  
26-06-2019
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
3130 keer bekeken
  •  
19443996265_d9469beca4_o

© Keti Koti monument in Rotterdam. Foto: Francisco van Jole

Zat er slavenbloed in de mortel tussen de stenen van de herenhuizen langs de Amsterdamse grachtengordel?
Zijn ‘we’ nou rijk geworden van de slavernij? Zat er slavenbloed in de mortel tussen de stenen van de herenhuizen langs de Amsterdamse grachtengordel? Deze vragen worden door het woensdag gepubliceerde artikel van de historici Pepijn Brandon en Ulbe Bosma niet met een duidelijk ‘ja’ beantwoord. Dat blijkt uit de slotzin: “Onze conclusie is dat met 5,2 procent van het bbp in 1770 en 10,36 procent van het bbp van Nederlands rijkste provincie Holland, de betekenis van de Atlantische slavernij voor de Nederlandse economie veel groter was dan tot nu toe is verondersteld, en zeker niet als marginaal beschouwd kan worden”.
“Niet als marginaal”. Dat is nogal een voorzichtige slotsom. Wat bedoelen ze daarmee?
De achttiende eeuw wordt in de Republiek der Zeven Provinciën gekenmerkt door economische stagnatie. Daarom staat hij ook bekend als de ‘Eeuw van Verval’. Het was wél stilstand op niveau. In die tijd had Nederland samen met Noord-Italië de hoogste levensstandaard van heel Europa. Elders, met name in Engeland, heerste echter veel meer groei en dynamiek. Daar werd de grondslag gelegd voor de industriële revolutie terwijl men bij ons vasthield aan de overgeleverde technieken.
Voorbeeld: er is in de achttiende eeuw tweemaal een stoommachine besteld en wel door dezelfde persoon, de Rotterdammer Steven Hoogendijk die deze probeerde in te zetten bij de droogmaling van polders. Men vond het geen succes omdat windmolens gratis maalden en de initiatiefnemer kwam nooit op het idee stoomkracht in te zetten voor andere zaken, bijvoorbeeld productieprocessen zoals houtzagen. Hij vond zelf handwerk en op zijn hoogst windmolens al goed genoeg.
Een beetje op die manier. Vasthouden aan het oude en zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. Er zijn trouwens interessante parallellen te trekken in feitelijke onkunde, met betrekking tot productieprocessen en technologie, tussen de regenten van toen en de bedrijfskundigen/managers van heden ten dage. Ook had Nederland een bankensector die veel te groot was voor de omvang van de economie. Steek die maar in je zak en nu verder.
Net als tegenwoordig was Nederland een handels- en transitoland met als verschil dat de geïmporteerde producten veelal eerst een bewerking ondergingen. Ruwe suiker werd geraffineerd zodat het geschikt(er) werd voor consumptie, tabak passeerde de kerverijen enzovoorts. Pepijn Hardon en Ulbe Bosma (lees ook die prachtboeken van hem over de Indo-Europeanen!) hebben uitgerekend hoeveel impact tropische producten op de economie hadden, voor zover zij waren geteeld op slavenplantages in het Caribisch gebied. Die op Banda waar kruidnagel vandaan kwam, tellen zij niet mee.
Het gaat niet alleen om oogsten uit Suriname maar uit het hele Caribisch gebied. Zo blijkt een derde van de suiker, die werd verbouwd in de Franse kolonie Sainte Domingue (tegenwoordig Haïti) naar Amsterdam te zijn gegaan. Als je alles bij elkaar optelt – handelswinsten, vervoer, bewerking, rekeningen van toeleveranciers, banken, financiers – dan komt je op die 5,2% van het bbp voor de Republiek als geheel en 10,36% voor de provincie Holland alléén.
Dit is nog niet alles. In een moeras van stagnatie was hier juist vooruitgang zichtbaar. Voor zover de Republiek economisch nog groeide, kwam dat voor veertig procent door de handel en de bewerking van door slaven verbouwde landbouwproducten.
Wat kún je vandaag de dag hiermee met betrekking tot discussies rond slavernij, racisme en de verantwoordelijkheid van Europese landen voor misstanden in het Caribisch gebied? Eén thema is in ieder geval beslecht. Men hoeft elkaar op de sociale media niet meer naar de keel te vliegen over hoe veel of hoe weinig er destijds dankzij slavernijsystemen is verdiend. Dat is nu wel duidelijk. Daarover hoeven we het niet meer te hebben en laten we de discussie nu astemblief niet verleggen naar het belang van vijf of tien procent in een hele economie. Dat is aanzienlijk. Dat kan het verschil maken tussen welvaart en gedurige krimp, veroorzaakt door een economische crisis.
Een andere discussie hoeven we ook niet te voeren: of het voor een plantagehouder wel zo lucratief was om slaven te kopen in plaats van vrije arbeiders in te huren. De gemiddelde prijs van een slaaf bedroeg – zo blijkt uit ander onderzoek – twee jaarlonen van een ongeschoold arbeider. Als ze meer dan twee jaar overleefden waren slaven dus goedkoper ook als je de kosten eraf trok voor kleding en voedsel (dat slaven trouwens zelf in een soort moestuinen moesten verbouwen). Eigenaren verzekerden hun ‘slavenmacht’ en het eigen risico bedroeg vijftien procent per jaar. Net als trouwens bij polissen voor de overtocht van Afrika naar Latijns-Amerika. Je kunt het ook anders formuleren: na vier jaar was gemiddeld dertig procent van de uit Afrika overgebrachte slaven dood.
Dit onderstreept mijn stelling: of Nederland nu veel of weinig aan de slavernij verdiend heeft, maakt voor de huidige discussie niets uit. Door die slavernij zijn in het Caribisch gebied samenlevingen ontstaan waar armoede en onrecht op een enkele uitzondering na nog steeds de maatschappelijke toon bepalen. Daarom hebben de voormalige koloniale machten een bijzondere verantwoordelijkheid. Het hoort bijvoorbeeld bij de erfenis die iedereen met een Nederlands paspoort meekrijgt. Daar moeten we ons als land en als samenleving rekenschap van geven.
Maar hoe rijk ‘we’ nou geworden zijn van de slavernij, daar hoeven we het gelukkig niet meer over te hebben.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.