'De beste manier om een VVD-er kwaad te maken is hem toe te voegen dat hij ons met zijn linkse partij toch maar mooi een nivellerende naheffing door de strot duwt'
De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn niet meer van deze tijd, kun je de laatste dagen veel op Joop.nl lezen. Hun betekenis is vervaagd. Datzelfde geldt voor progressief en conservatief. Zo noemt menigeen de vakbonden en de SP conservatief omdat zij tegen hervormingen zijn en het bestaande sociale stelsel willen behouden. Toch reageert Diederik Samsom zonder twijfel nijdig als je hem een typische rechtse lul noemt. En de beste manier om een VVD-er kwaad te maken is hem toe te voegen dat hij ons met zijn linkse partij toch maar mooi een nivellerende naheffing door de strot duwt.
‘Links’ en ‘rechts’ stammen uit de Franse revolutie. Toen de afgevaardigden van de Conventie, die een grondwet voor de pas uitgeroepen republiek moesten opstellen, in Parijs aankwamen, werden zij naar een vergaderzaal verwezen met aan twee kanten tribunes. De felste republikeinen groepten bijeen op de tribune links, de afgevaardigden die het liefst de monarchie hadden behouden, vonden een plek tegenover hen aan de rechterzijde. In de zaal zelf namen de gematigden plaats die dan ook al gauw werden aangeduid als het moeras. Rechts zaten derhalve de behoudende krachten links de revolutionairen. Weldra kregen die termen dan ook een politieke en journalistieke betekenis. Dat is sindsdien zo gebleven.
Antirevolutionair In Nederland duidde men vanouds de confessionelen als ‘rechts’ aan, terwijl de liberalen en later ook de socialisten ‘links’ heetten. Dat kwam omdat de christelijke politici – Abraham Kuyper voorop – zich principiële tegenstanders betoonden van de Franse Revolutie. Voor zover ze protestants waren, baseerden ze zich op de strijd van de calvinistische geuzen tegen koning Philips II in de Tachtigjarige Oorlog. Daarom noemden zij zich anti-revolutionair en christelijk-historisch. De katholieken grepen terug op allerlei middeleeuwse idealen over ambachtsgilden en zo, althans op wat daarvoor doorging. Voor beide groeperingen was niet het individu de kern van de samenleving maar het gezin. Confessionelen dachten in termen van een organische gemeenschap, waar iedereen zijn of haar passende plaats in verdiende – de vrouw aan wieg en aanrecht bijvoorbeeld. Zulk gemeenschapsdenken vind je bij het CDA nog steeds terug.
Gelijkheid, broederschap De meeste liberalen baseren zich op het individu en zijn (later ook haar) rechten. Wat dat aangaat tonen zij zich inderdaad kinderen van de Franse Revolutie. De leus daarvan luidde: “vrijheid, gelijkheid, broederschap”. De vraag is dan hoe die gelijkheid en die broederschap tot uiting moeten worden gebracht. Is daarvoor een staat nodig die de bezittingen van de burgers zo herverdeelt, dat voor iedereen die vrijheid, gelijkheid en broederschap optimaal kan worden waargemaakt? Hoe nadrukkelijker je die vraag met “Ja” beantwoordde, des te linkser werd je bevonden. Nu de betekenis van de godsdienst is vervaagd, blijft dat bijna het enige criterium. Voorstanders van een sterke staat met veel sociale voorzieningen en subsidies gelden als links. Wie het liever heeft over individuele verantwoordelijkheid, is rechts.
Fascisten Klaar? Nog niet. Je leest zo nu en dan dat Hitler en zijn nazi’s links waren omdat ook zij er een krachtige staat op na hielden met een sturende rol in de economie. Toch is dat een misvatting. Nazi’s en fascisten hebben niets op met vrijheid, gelijkheid en broederschap. Zij haten het individu en de burger, typisch liberale termen. Je kun alleen maar jezelf zijn als onderdeel van de volksgemeenschap die wordt aangevoerd door de leider. Deze voelt op mystieke wijze de algemene wil van de volksgemeenschap aan en legt die ten uitvoer. Je status is genetisch bepaald. Je hoort bij het volk. Zo niet, dan ben je een vijand of een minderwaardig wezen. En binnen dat volk moet je je plaats kennen. Voor wie zich niet aanpast, is er geen plaats in de volksgemeenschap. Vanouds worden nazi’s en fascisten aan de rechterkant van het politieke spectrum gesitueerd en in het licht van het bovenstaande horen zij daar ook thuis. Net als de PVV of het Front National, want dat zijn ook partijen die denken in termen van volksgemeenschap. Ze hebben het dan ook nooit over ontplooien maar altijd over aanpassen. Let wel: er staat dat PVV en Front National naast de fascisten en de nazi’s aan de rechterzijde thuishoren. Niet dat ze ermee op één lijn staan, want in alles heb je gradaties.
En het oude communisme dan in het oostblok? Je kon vroeger CPN-sympathisanten wel eens tergen door te vertellen dat achter dat ijzeren gordijn daar geen socialisme heerste maar industrieel feodalisme, omdat de partijtop net als de adel in de middeleeuwen om zijn status grote voorrechten genoot. En inderdaad: de DDR was net zo socialistisch als de Islamitische Staat islamitisch is. Maar dat doet aan de bruikbaarheid van de termen links en rechts voor het huidige tijdsgewricht niets af.
Zelfbegoocheling Er wordt wel eens gezegd dat ze voor de Nederlandse politiek geen betekenis meer hebben omdat de partijen ideologisch zo tegen elkaar aanschurken en allemaal een versie van het ‘neoliberalisme’ omhelzen. Als dat zo is, blijkt daar hoogstens uit dat de Nederlandse politiek de laatste jaren in zijn geheel naar rechts is opgeschoven. Niet dat de termen links en rechts uit de tijd zijn. Dat ze wél uit de tijd zijn, wordt trouwens al decennia gepredikt door allerlei rechtse lui die ten onrechte denken dat hun eigen politieke ideologie uitsluitend wordt ingegeven door logica en gezond boerenverstand. Dat zij realisten zijn en geen dromers. Het zijn dezelfden die vakbondsactivisten en sociaaldemocraten conservatief noemen, omdat zij zich verzetten tegen hervormingen als het ontmantelen van de verzorgingsstaat. Alsof terugkeer naar negentiende eeuwse toestanden vernieuwend is en vooruitstrevend. Wat een zelfbegoocheling!