De vraag is of mensen die in staat zijn tot vreselijke dingen wel zo abnormaal zijn. Zo onmenselijk. Zo psychisch gestoord
Osama bin Laden is een monster. Zwart op wit in de krant. En dus is het waar. Moordenaars, kampbeulen, terroristen. Allemaal monsters. Of toch niet?
‘De meest beruchte terrorist ter wereld vertoonde aardig wat menselijke trekjes.’
Zomaar een begin van een bericht ergens op het internet. Over Osama bin Laden.
De personificatie van het kwaad. Opperhoofd van alle terroristen. Zo’n man kan niet anders dan slecht zijn. Natuurlijk heeft hij een jonge vrouw als schild gebruikt. Dat doen monsters. Uiteraard zien we op een foto op de voorpagina een zielige man. Natuurlijk verft hij zijn grijze haren zwart om zijn zwakte te maskeren.
Dat doen normale mensen niet.
De vraag is of mensen die in staat zijn tot vreselijke dingen wel zo abnormaal zijn. Zo onmenselijk. Zo psychisch gestoord.
Die stelling klinkt vergezocht. Maar dat valt tegen. De geschiedenis laat iets anders zien voor wie er oog voor heeft. Iets verontrustend anders. Zelfs de grootste misdadigers blijken pijnlijk vaak normale mensen.
Geen grotere misdaad dan de jodenvervolging. Zo erg dat niemand zich voor kon stellen dat de mensen die hier verantwoordelijk voor waren in de regel normaal waren.
‘Van de hogere SS- en politiebazen naar de bevelhebbers van de commandogroepen, van de rassendeskundigen in het Rasse- und Siedlungshauptamt naar de kampcommandanten, en vandaar naar de leden van de politiebatalajons op de executieplaatsen en de kampbewakers. Slechts bij hoge uitzondering zie je sadistische persoonlijkheden.’ (Welzer)
Ik weet niet of er psychische rapportage ligt over Bin Laden. Maar die ligt er wel over de talloze oorlogsmisdadigers.
En die conclusie is pijnlijk.
‘Uit onze bevinden moeten we niet alleen concluderen dat zulke personen niet ziek en niet uitzonderlijk zijn, maar ook dat we ze heden ten dage in elk ander land ter wereld zouden kunnen aantreffen.’ (Douglas Kelley, forensisch psycholoog Neurenberg – 1946)
‘De overgrote meerderheid van de SS-ers, zowel de leiders als de manschappen, zouden met gemak slagen voor de psychologische tests van het Amerikaanse leger of de politie in Kansas City.’ (Kren/Rapoport – 1980)
En WOII staat hierin niet alleen. In Rwanda waren het gewone mensen die de machete gebruikten om andere normale mensen te doden. De dodelijke machete werd niet eens een wapen genoemd. Het was een werktuig. Het doden werk. Te beginnen in de ochtend. En voort te zetten na de middagpauze. Na het doden was er de kroeg.
Joegoslavië. Zelfde verhaal. Massamoord. Door normale mensen. Soms met een universitaire opleiding.
Vietnam. My Lai. 1968. Amerikaanse soldaten.
Je kunt na dergelijk onderzoek een conclusie trekken over de daders. Maar ook over onszelf.
In 1961 kwam een deskundige op basis van onderzoek naar oorlogsmisdadiger Adolf Eichman tot de volgende conclusie:
‘Deze man is normaal. In ieder geval normaler dan ik ben na hem te hebben onderzocht.’
De vraag is niet of misdadigers wel zo abnormaal zijn.
Maar of wij ze wel als normaal durven te zien.
(Bron: Daders. Hoe heel normale mensen massamoordenaars worden. Harald Welzer)