Waarom wij het onderwijsakkoord afwijzen
• 19-09-2013
• leestijd 4 minuten
Uit het hele pakket spreekt een enorm dedain voor onderwijspersoneel
Het woensdag gesloten onderwijsakkoord vergroot de kloof tussen schoolbestuurders en onderwijspersoneel. Het zal niet bijdragen tot betere onderwijskwaliteit.
Minister Bussemaker stelt zich namelijk op als bovenbaas van alle onderwijsbestuurders in Nederland. Niet als onderwijsminister. Want een onderwijsminister moet zich verantwoordelijk voelen voor leerlingen, studenten, personeel en, ja, uiteindelijk ook die schoolbestuurders. Reden voor de Algemene Onderwijsbond om het akkoord niet te tekenen.
Wat is er aan de hand? In dit bestuurdersakkoord schaart minister Bussemaker zich aan de kant van de werkgeversorganisaties in primair-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs. Zij legt in het akkoord een lange reeks van maatregelen vast over hoe leraren en ondersteuners moeten werken en onder welke arbeidsvoorwaarden.
Een paar voorbeelden. Zo worden er mooie woorden gesproken over tijd en geld voor scholing van personeel, terwijl we weten dat de praktijk nu is dat onderwijspersoneel vaak ‘nee’ krijgt te horen als men een opleiding wil volgen. Een concrete regeling is niet uitgewerkt, waardoor het waarschijnlijk zo blijft dat het bestuur over het geld beschikt en docenten of ondersteuners moeten bedelen om cursussen.
Wanneer het gaat om de werkdruk komt er wéér nieuw onderzoek. Alsof we niet weten waarom onderwijs het hoogste burn-out percentage van alle beroepen heeft. Grote klassen, hoge toetsdruk, overbodige regels, te hoge verwachtingen van ouders, en veel meer uren les per week dan in vrijwel alle andere landen. Bovendien worden de klassen nu voller en de taken zwaarder met de komst van passend onderwijs. Dat hoeft niet nogmaals uitgezocht te worden, dat moet concreet worden aangepakt.
De minister wil daarnaast tegen alle eerdere afspraken in van boven af vastleggen hoe het lerarenregister en de bijbehorende bijscholingsplicht er uit moet gaat zien. Bij andere beroepen, zoals artsen, advocaten of accountants, gaat de beroepsgroep daar zelf over.
Chaos Verder schrapt de minister de bapo-regeling , een maatregel voor jong en oud. Senioren werken iets korter en jongeren nemen hun plaats in op die uren. Zicht op een alternatief is er nu niet, consequenties voor de werkgelegenheid zijn niet doorgerekend. Het gevolg is dat nu een run op de bapo ontstaat. Ongeveer de helft van directeuren, leraren en ondersteuners gebruikt de regeling, meer dan tienduizend jongeren hebben er een fulltime baan aan. Door de onzekerheid over het voortbestaan zal iedereen die daarvoor in aanmerking komt heeft, die mogelijkheid ook voor de toekomst veilig willen stellen. Chaos op de onderwijsarbeidsmarkt in onvermijdelijk.
Zo kunnen we nog wel even doorgaan. De tekst staat vol harde maatregelen tegen het personeel en loze beloften moeten dat maskeren. Daar tegen over staat een bedrag 25 miljoen in 2014 dat oploopt tot bijna 700 miljoen euro in 2017. Dat klink goed, het heet een investering. Het is alleen geen extra geld, maar geld onder meer is weggehaald bij de beurzen van studenten.
Opper-werkgever De manier waarop de minister dat geld ter beschikking stelt is ook een bijzondere. Om te beginnen staat het nog niet in de onderwijsbegroting van dit jaar. Ten tweede wordt het alleen onder strikte voorwaarden uitgekeerd. Alleen als de arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel gemoderniseerd – lees aangetast – worden, pas dan komen de doorgeschoven miljoenen vrij. En ook pas dan, als de arbeidsvoorwaarden inderdaad precies zo aangepast worden als de minister wil. En pas dan eigenlijk, als de Eerste Kamer het nieuwe beurzenstelsel invoert.
Zo schuift de minister in feite aan als opper-werkgever bij de cao-onderhandelingen. Onderwijspersoneel staat bij de start met drie-nul achter, wanneer werkgeversorganisaties als PO-Raad, de VO-Raad en de MBO-Raad hun voorstellen op tafel leggen. Eigenlijk wordt onderwijspersoneel gechanteerd: wanneer u niet luistert, komt het doorgeschoven geld er niet.
Uit het hele pakket spreekt een enorm dedain voor onderwijspersoneel, zoals we dat helaas vaker tegenkomen bij een deel van de schoolbesturen en hun vertegenwoordigers. Dit akkoord schept daarom geen draagvlak, maar zaait onrust. Deze afspraken bevorderen niet de participatie zoals Rutte wil, om samen het onderwijs te verbeteren. Nee, het akkoord voedt het gevoel dat de politiek vakmensen minacht.
Alternatief Jammer. Een gemiste kans. In 2008 was er optimisme over een eerder akkoord, dat ruimte gaf aan professionals. De plannen van de commissie Rinnooy Kan – een beter salaris, recht op de lerarenbeurs, investeren in de beroepsgroep – zorgden voor enthousiasme op de scholen. Tijdens Rutte I stonden onderwijs en overheid helaas recht tegenover elkaar vanwege onzinnige bezuinigingen en peperdure plannen voor prestatiebeloning. De coalitie van VVD en PvdA, in het verleden partijen die onderwijspersoneel en onderwijskwaliteit serieus namen, werd daarom hoopvol ontvangen. Maar dit akkoord stelt verschrikkelijk teleur. Simpelweg omdat eenzijdig de kant van de werkgevers wordt gekozen en de praktijkkennis van professionals totaal wordt genegeerd.
De Algemene Onderwijsbond komt met een alternatief voorstel. Hoe kan de onderwijskwaliteit verder omhoog? Hoe wordt werken in het onderwijs aantrekkelijker Voor jong én oud. Zo’n alternatief gaan we van onderop vorm geven. Samen met de leden en niet-leden. Zodat er hopelijk een echt nationaal onderwijsakkoord kan komen, waar iedereen die in het onderwijs werkt zich in kan herkennen en uitgedaagd wordt.