Drie oorzaken achter de crisis waar bijna niemand het over heeft
De economische crisis suddert nu al bijna zes jaar rustig op de achtergrond door. In de tussentijd hebben de Westerse machtscentra niet stilgezeten, maar het aanpakken van de onderliggende structurele oorzaken laat vooralsnog op zich wachten. Ter inspiratie drie oorzaken achter de crisis waar bijna niemand in het publieke debat het over heeft. Door Werner de Gruijter
Al jaren bevinden we ons in een economische crisis waar maar geen einde aan lijkt te komen. En dat terwijl vrijwel alle psychologen weten dat je pas een crisis oplost door op een andere manier naar problemen te kijken. Probleem is echter dat de gevestigde orde er het meeste belang bij heeft om dat nu juist niet te doen, anders kijken. De hoeveelheid opgekropte frustratie dat dit onverantwoordelijke, halsstarrige gedrag in brede lagen van de samenleving tot gevolg heeft (mensen worden bijvoorbeeld ontslagen, zijn onzeker, hebben schulden), ligt al die tijd onder de oppervlakte te loeren om ooit eens te worden gekanaliseerd – ten goede (door staatsmanschap) dan wel ten kwade (door demagogie).
Gezien de electorale potentie is het toch verwonderlijk dat vooral in het politieke midden zo weinig tegengeluiden zijn te horen, tegen een financiële systeem dat hele samenlevingen lijkt uit te knijpen. Vandaar, ter inspiratie, drie structurele oorzaken (het hadden er overigens met gemak meer kunnen zijn) achter de crisis waar bijna niemand het over heeft in het publieke debat, maar die er desondanks wel zijn.
De banken Als eerste zijn er de banken die ‘te groot’ worden bevonden om failliet te laten gaan. Niet alleen is dit moreel verwerpelijk; op kosten van de samenleving worden ondernemers overeind gehouden die vanwege hun ondeugdelijk werk allang failliet hadden moeten zijn, ze worden er daarnaast ook nog eens vorstelijk voor beloond – niet alleen de bankdirecteuren zelf trouwens. Vrijwel iedereen die lid is van de kleine klasse die zo rijk is om in banken te investeren profiteert van de immorele politiek om banken op kosten van de staat te redden. Tegelijkertijd geeft dit het bankwezen ook een extra perverse prikkel om nog meer risico’s te nemen, omdat nadelige gevolgen van immoreel gedrag uitblijven.
Het wordt nog erger: veel met name internationale banken zijn sinds de crisis nog groter geworden dan ze al waren. Zo groot dat zelfs werknemers in The City zeggen dat ze vrijwel niet meer te managen zijn. Kortom, het resultaat van de crisis is tot dusver een financieel stelsel dat de verschillen tussen rijk en arm automatisch doet vergroten, dat daarnaast nog meer verstrengeld is geraakt, met nog grotere banken en dus nog risicovoller is geworden dan het stelsel dat in 2008 al blijk gaf crisis gevoelig te zijn.
De politiek Iets waar de Britse historicus Tony Judt al eens op wees, namelijk de bedenkelijke politieke macht die de financiële sector achter de schermen blijkt te bezitten. Aandeelhouders en investeerders zijn in loop der jaren belangrijker geworden en hebben meer macht gekregen dan het electoraat. Dat dit niet zonder gevolgen is gebleven, weten we sinds de uitgebreide studie ‘Capital in the Twenty-First century’ van de inmiddels vermaarde Franse econoom Thomas Piketty.
Sinds ongeveer dertig jaar (gelijk opgaand met de toenemende macht van de sector) is er de internationale tendens waarneembaar dat extreem rijken naar verhouding minder en minder belasting zijn gaan betalen op hun kapitaal, en dat ten koste van de midden- en onderklasse die kampen met stagnatie van lonen en een toenemende belastingdruk op arbeid. Zo creëert het Westen sluipenderwijs een nieuwe onderklasse van enorme proporties. Tel daarbij op dat met de redding van de financiële sector duidelijk werd dat het sociale vangnet en de overheidssubsidies in toenemende mate lijken te zijn verplaatst van arm naar rijk, en als vanzelf rijzen er vraagtekens op voor wat betreft de innige verstrengeling tussen politici en bankwereld; internationaal, maar ook in eigen land.
De universiteit En dan de derde, laatste, en wellicht belangrijkste structurele oorzaak waar maar zelden in het publieke debat over wordt gesproken: de macht van de financiële sector in de academische wereld. Onlangs nog berichtte Charles Ferguson, journalist voor de Engelse kwaliteitskrant The Guardian en regisseur van de veelgeprezen documentaire ‘The Inside Job’ (2010), dat vooraanstaande academies als de London School of Economics en Harvard University een schim zijn van waar ze vroeger om bekend stonden: kritisch denken. Sinds de te nauwe banden met de commercie leveren dergelijke instituten mensen af die zich kritiekloos voegen in het systeem. Dat geldt voor heel veel meer Westerse universiteiten die voor hun fondswerving meer en meer afhankelijk zijn geworden van diezelfde sector.
Wat meteen ook betekent dat het allergrootste probleem achter de crisis vooralsnog onvoldoende is aangepakt, namelijk het soort van denken dat aan de basis stond van het ontstaan van deze crisis: het door de economische wetenschap (en overheid en politiek en bedrijfsleven) breed uitgedragen idee dat kernbegrippen als ‘immoraliteit’, ‘homo economicus’, ‘consumentisme’, ‘economische groei’, ‘FIAT-geldsysteem’, ‘efficiency’, ‘deregulering’ en ga zo verder, allemaal boven elke vorm van kritiek zijn verheven.
Verruwing We zien nu dat door dit gebrek aan kritisch denkvermogen de sociale humuslaag dat beschaafd gedrag mogelijk maakt in samenlevingen met het ontstaan van de crisis ernstig extra is aangetast (en naar aller waarschijnlijkheid in de nabije toekomst nog verder zal worden aangetast). Kortom, de omgangsvormen van financiële elites in Wallstreet en The City, daar waar de echte macht zetelt, verspreiden zich langzaam maar zeker over de rest van het Westen; mensen gaan letterlijk ruwer en ruwer met elkaar om. Toch wordt er maar spaarzaam geestelijke elasticiteit waargenomen in academische kringen in de zin van vrij durven denken; laat staan in de politiek of in de bankensector zelf. En dus wordt met dezelfde instrumenten die de crisis veroorzaakten gepoogd het probleem op te lossen; nog meer krediet verstrekking, ondoorzichtige producten, deregulering en het in stand houden van risicovol gedrag.
We koersen zo met z’n allen verder op een woelige zee met ditmaal een extreem gehavend schip, en aan het roer een absurd rijk geworden kapitein die met zijn hoofd in de wolken aldoor denkt: “ieder voor zich en god voor ons allen!”