Wat zijn wij voor samenleving wanneer we onze afkeuring niet uitspreken over elke vorm van belediging?
De film “Innocence of Muslims” leidt tot grote commotie en zelfs tot geweld. Er vallen doden om een stompzinnig, haatdragend filmpje. De beelden zijn bekend: een kleine groep fanatici met antiwesterse leuzen, brandende gebouwen, en oproepen tot heilige oorlog die door een verpletterende meerderheid van moslems schouderophalend worden genegeerd. Wat opvalt, is dat de Westerse wereld in een automatische verdedigingsreflex lijkt te schieten.
De film wegzetten als een flagrante belediging van gelovigen, zoals de voorzitter van het Europese Parlement Martin Schulz deed, wordt gezien als een aanval op de vrijheid van meningsuiting. Misschien had Schulz andere woorden kunnen kiezen, maar de reactie toont dat we niet goed weten hoe we met beledigende films moeten omgaan.
Nadat het filmpje Fitna – precies zo stompzinnig van inhoud en vorm – de wereld was rondgegaan, klonk er protest in allerlei moslimlanden. De militante, agressieve en fundamentalistische tak van deze landen riep mensen op om de strijd aan te gaan met de “vijand” en sprak van het begin van een “heilige oorlog”. Het is glashelder dat niet Geert Wilders, maar deze groep militanten verantwoordelijkheid dragen voor het geweld en de doden. Dat geldt ook nu weer met de film “Innocence of Muslims”.
Onze media doen uitgebreid verslag van de rellen en wreedheden van de extremistische tak van de radicale islam. We kijken ernaar en constateren dat er weinig wordt gelachen door fanatici. Aangezien zo’n suf filmpje binnen de grenzen van de wet blijft en niet onder racisme of antisemitisme valt, laten we het bij een verdediging van de vrijheid van meningsuiting. En daarmee lijkt de kous af.
Maar het probleem zit niet in de vrijheid van meningsuiting. In elke moderne en democratische samenleving is de vrijheid van meningsuiting een onomkeerbaar feit, zwaar bevochten door mensen als Sakharov, Mandela en Luther King. Zij hebben hun stem gebruikt om tegen een autoritaire en discriminerende staat in opstand te komen. Sommigen hebben dat met de dood moeten bekopen, maar door hun moed kunnen wij tegenwoordig zeggen wat we willen.
Beledigen De huidige discussie zou niet om de vrijheid van meningsuiting moeten gaan, maar over de manier waarop wij als burgers met elkaar omgaan. Het lijkt in de discussie net alsof je de inhoud en de verspreiding van de film bijna moet aanmoedigen om maar te laten zien dat je voor de vrijheid van meningsuiting bent. Verwerp je de film, dan word je al snel in de hoek geplaatst van de bebaarde mannen die oproepen tot geweld. Maar wat zijn wij voor samenleving wanneer we onze afkeuring niet uitspreken over elke vorm van belediging? Je hoeft zo’n beledigende ‘filmmaker’ toch niet te omarmen omdat hij zich beroept op de vrijheid van meningsuiting?
Net als Schulz neem ik afstand van de inhoud van de film. Niet omdat ik deze wil verbieden, integendeel. Ooit noemde Charles de Gaulle de ambitie om domheid te verbieden al eens een te “omvangrijk project.” Wel is het onze burgerplicht om publiekelijk afstand te nemen van filmpjes die iedere grens van fatsoenlijk samenleven overschrijden. We kunnen onze ogen niet sluiten en doen alsof een belediging geen pijn doet.
Toen dit jaar de Sakharov prijs (voor de vrijheid van meningsuiting) door het Europees Parlement werd toegekend aan 3 moedige sleutelfiguren van de Arabische lente heeft de PVV geweigerd op te staan en voor hen te applaudisseren. Dat was een zielige vertoning, verachtelijk. Toch had juist de PVV, zelfbenoemde verdedigers van de vrijheid, hen een staande ovatie moeten geven. In plaats daarvan stuurde Wilders glimlachend een beledigend filmpje door. In plaats daarvan wil die club nu de voorzitter van het Europees parlement de mond snoeren.
In plaats van navolging te krijgen, wordt Schulz nu zo ongeveer in de hoek geplaatst van de moslimfundamentalisten. Dat laat zien dat we worstelen met vormen van meningsuiting die beledigend zijn. Of het nu om religie gaat of om uiterlijk, om minderheden of gehandicapten. Iedere vorm van belediging is kwetsend voor mensen en daar horen wij als maatschappij afstand van te nemen, zonder iedere keer de vrijheid van meningsuiting erbij te halen. Vervolgens is het aan kunstenaars en anderen om in alle vrijheid de grenzen op te zoeken. Ook die van fatsoen en respect.