Volgende ronde voor de integratie industrie
• 12-04-2011
• leestijd 3 minuten
Amsterdam en Rotterdam gaan samenwerken op het gebied van integratie
Amsterdam gaat minder thee drinken, in het helaas school gemaakt hebbende cliché hoe burgemeester Cohen inderdaad een stad bij elkaar hield, en Rotterdam gaat geen bizarre discussie avonden meer organiseren. Ze gaan de nadruk leggen op lokale trots.
Revolutionair! Eerder onderzoek heeft al lang laten zien dat de meeste Nederlanders een beperkt idee hebben van hun Nederlander zijn. Ze hebben andere loyaliteiten, lokaal of regionaal, of in geloof of politieke richting. Ook voor allochtone jongeren bleek te gelden dat ze zich eerder Rotterdammer of Amsterdammer voelden dan Nederlander. In die zin waren ze dus al keurig geïntegreerd. Dit nieuwe beleid, met andere woorden, is niets nieuws. Het gaat zelfs voorbij aan iets dat al bestaat, gewoon lokale trots. Vreemd in een stad met de slogan ‘Iamsterdam’.
Burgerschap komt voorop te staan. Lijkt me prima, maar waarom alleen voor allochtonen? Waarom daarvan geen landelijk beleid gemaakt, een doelstelling voor iedereen? Voor mij hoeft het niet, laat dat helder zijn, maar de gemiddelde Nederlander weet weinig van geschiedenis of staatsrecht, heeft geen idee van de grondwet en is alleen nationaal als he om voetbal gaat. En stemmen doet hij/zij ook al niet al te vaak.
Ik vermoed, en vrees, dat het met dat burgerschap gaat zoals ik het in Groningen meemaakte. Burgerschap, vonden ze daar, betekende meedoen. En dus probeerden ze Turkse vertegenwoordigers (who ever that may be) mee te krijgen naar een of andere gay parade. Als je dat nou maar deed, als je op een bootje staat te dansen, dan ben je met goed burgerschap bezig. Ik vrees dat dit beleid nergens toe leidt behalve het benadrukken van non-onderwerpen, gevoelsdingen, zonder dat echte problemen van sociaal economische aard, onderwijs en andere terreinen worden aangepakt. Dat zijn dan ook geen integratieproblemen maar gewoon, maatschappelijke problemen en die zijn niet zo gemakkelijk op te lossen.
Kortom, ik ben bang dat we hier enkel een volgende stap zetten in het in stand houden van de integratie industrie. Mensen die zich bezig houden met integratieproblemen, discussies daarover en politiek debat, hebben er belang bij dat het probleem op tafel blijft. Verwacht daarom in het kader van integratiebeleid of wat daar voor door gaat, dan ook nooit de vaststelling dat het behoorlijk goed gaat met onze etnische groepen én met Nederland als geheel. Dan zijn ze hun werk kwijt.
Als wethouder van integratie in Amsterdam zoek je die problemen dan ook op, anders heb je niets te doen met je bureaucratie. Zo wil mevrouw Van Es, wethouder in Amsterdam, graag ‘schurende gesprekken over homoseksualiteit en hoofddoekjes’. Het past in haar idee van wat integratie en emancipatie betekent: een klassiek intellectueel, mag ik zeggen, grachtengordel idee, dat de ideale burger lijkt op die burger aan de gordel. Ik wens haar veel plezier met haar schuren maar met de werkelijke problemen en kansen in Amsterdam heeft het natuurlijk niets te maken. Integendeel, het houdt een negatieve fictie in stand. En een nutteloze bureaucratie.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Frans Verhagen