Vluchtelingenkinderen in Zweden die te horen krijgen dat ze worden teruggestuurd naar het land van herkomst, raken in een coma-achtige toestand. Het zogenaamde “berustingsyndroom” werd dit jaar al bij zestig kinderen vastgesteld. Het fenomeen vond in de Tweede Wereldoorlog ook plaats bij gevangenen in concentratiekampen.
Uppgivenhetssyndrom , wordt het in het Zweeds genoemd. De getroffen kinderen worden passief en teruggetrokken, immobiel en hebben geen spierspanning meer. Ook stoppen ze met praten, kunnen niet meer eten of drinken en worden incontinent en ze reageren niet meer op fysieke stimuli of pijn. Het syndroom wordt omschreven in het medische vakblad Acta Pædiatrica. Tests die bij mensen in een coma wél een reactie opleveren, werken niet bij de kinderen. Onderzoeken tonen echter aan dat de kinderen geen hersenschade hebben.
Het fenomeen lijkt alleen in Zweden op te treden en wordt al een tiental jaar opgemerkt. Sommige artsen omschrijven het syndroom als ‘gewild sterven’, het doet zich vooral voor wanneer gezinnen asiel wordt geweigerd en zij in de onzekerheid belanden. Volgens de artsen is het een verschijnsel van angst om terug te moeten keren naar het land van herkomst, nadat ze aan een veilige omgeving in Zweden gewend zijn geraakt.
Volgens The New Yorker werd hetzelfde fenomeen ook vastgesteld in de Tweede Wereldoorlog, bij gevangenen in concentratiekampen. De Zweedse kinderpsychiater Magnus Kihlbom haalt psychiater en holocaustoverlevende Bruno Bettelheim aan. Die schreef over gevangen in de concentratiekampen: ‘Sommigen waren zo compleet uitgeput, fysiek en geestelijk, dat zij zich volledig overgaven aan de omgeving. Ze stopten met eten en praten en zaten roerloos in een hoek tot zij stierven.’
In Zweden zijn geen kinderen aan het syndroom overleden. Wel zijn er gevallen bekend waarin kinderen tot wel vier jaar in de coma-achtige staat verbleven.