In dit geval is het ons systeem dat bekritiseerd moet worden, niet de mogelijkheden die de PVV gebruikt in dat systeem.
Wat er uiteindelijk met dat kamerlid Lucassen gebeurt is niet zo interessant. Waar we eens over moeten denken is over ons staatsrecht. Ook over die preambule waarover vorige week werd geschreven – ik heb daar mijn twijfels over en ik vraag me af of rechterlijke toetsing in Nederland zinnig is. Dan moet je de rechtbank ook veranderen. Ik kom daar nog een keer op terug, moet ik eerst laten bezinken. Maar Lucassen.
In ons stelsel kennen we geen partijen, althans niet in de grondwet. Ieder kamerlid heeft een individueel mandaat. De meeste kiezers weten dat niet. Ze stemmen op lijsten die zijn opgesteld door partijen of door organisaties die zich partijen noemen. Hoe die lijst wordt opgesteld is de zaak van de partij. Bij de Partij van het Verbieden is het de Grote Leider zelf die bepaalt wie wel en niet op zijn lijst komt. Het bizarre is dat de partijleider (baas van een éénpersoonsstichting in dit geval) bepaalt wie dat individueel mandaat krijgt. Bizar, want na de verkiezingen heeft hij er geen zeggenschap meer over. Kamerleden danken hun zetels aan de partij en de lijsttrekker maar hebben daar formeel verder niets mee te maken, als ze dat zouden willen.
Laten we reëel blijven, in andere partijen is het niet veel beter. In D66 is de lijst van kamerleden opgesteld door Alexander Pechtold. Formeel na een sessie met een geschiktheidscommissie maar die is door de leiding samengesteld en gebruikt hun criteria. Samen met de voorzitter (deel van het Haagse circuit) wordt een advieslijst opgesteld. Ik heb daar eerder over geschreven, dus ik zal het er hier bij laten bij de vaststelling dat de groslijst van D66 erg veel overheidsdienaren bevatte. De advieslijst is meestal ook de eindlijst (met een enkele verschuiving die bijvoorbeeld Pia Dijkstra in de kamer bracht en Fatma Koser Kaya altijd hoger krijgt), De leden nemen zelden de moeite kritisch door lijsten heen te waden en stemmen gezagsgetrouw. De leiding wil het zo, dus het zal wel goed zijn. De kamerfractie van D66 bestaat uit mensen die eerder in overheidsdienst waren, specialisten die Pechtold konden ondersteunen. Niet ieders idee van volksvertegenwoordigers maar zo werkt het partijsysteem.
De Europese fractie van D66 heeft als derde lid Marietje Schagen. Ik heb geen oordeel over haar kwaliteiten, althans niet een dat er hier toe doet, maar ze werd na zes maanden lidmaatschap van de partij kandidaat omdat ze vrouw is, een goede babbel heeft en kan opschieten met Pechtold en met fractieleider Sophie in ’t Velt. Mensen met meer ervaring in de partij en meer geïnvesteerde tijd hadden het nakijken. Levert het goede parlementsleden op? Dat mag u zelf uitmaken.
Bij de rest van de partijen gaat het niet veel beter. Ook de PvdA en de VVD en het CDA hebben adviescommissies. Maar die partijen hebben sterkere achterbannen die gezamenlijk mensen naar voren kunnen schuiven of kunnen afserveren. Er vindt iets plaats dat je debat zou kunnen noemen. Voor alle partijen geldt dat het een systeem van kandideren is dat door een zeer beperkt aantal mensen wordt uitgevoerd, formeel de leden, in de praktijk de actieve en al machtige leden van de partij. Er zijn weinig mensen met echte invloed.
Er zijn wel grote verschillen met de PVV. Actieve leden zijn bekend. Een kritisch lid van het parlement als Paul Kalma werd laag gezet, Mei Li Vos idem, zij het om andere redenen. Neem Jacques Monasch. Paar campagnes geleid met wisselend succes, als Euroscepticus geprobeerd om lijsttrekker Europa te worden, nu in de kamer. Het helpt om je gezicht te laten zien, je stem te laten horen. Sommige leden zijn niet zo kien op een functie. Bart Tromp, de inmiddels overleden interne criticaster van de PvdA, wilde wel in de partijraad (een ledenorgaan dat serieuze partijen hebben om de leiding bij de les te houden – D66 kent zo’n orgaan niet) maar was alleen kandidaat voor het voorzitterschap om zijn kritiek stem te geven (als ik me goed herinner tenminste). Partijleden kunnen laten zien wat ze in huis hebben, of niet. Dat helpt bij de keuze. Partijen met veel nieuwe leden zoals D66 of helemaal geen leden, zoals de PVV, hebben daar meer moeite mee.
Kortom, het valt de PVV als organisatie niet te verwijten dat ze een organisatie hebben die de facto de beslissingsmacht in die club aan één persoon geven. Het mag. Maar zodra die ene persoon mensen zetels heeft bezorgd, zijn ze zelfstandig, zoals Hero Brinkman probeert te bewijzen. Dat was de reden dat Wilders geen ministers wilde leveren: je verliest onmiddellijk de controle. Nu blijkt dat hij al geen goede controle had over zijn kandidaat kamerleden (minstens zes keer is nu al een akkefietje geweest dat genoeg was om iemand te diskwalificeren – voor de verkiezingen vielen al drie lui af) moet je afvragen of we niet eens moeten denken over ons systeem. Ik zal de laatste zijn om me van kritiek op Wilders te onthouden als dat nodig is, maar in dit geval is het ons systeem dat bekritiseerd moet worden, niet de mogelijkheden die de PVV gebruikt in dat systeem. Ons systeem van het kiezen van (kandidaat) parlementsleden deugt niet. Laten we het daar eens over hebben.