Onderzoeker: 'Intelligentie daalt sinds de mensheid in grotere gemeenschappen samenleeft'
De gemiddelde intelligentie van de mens daalt. Althans, dat meent de Amerikaanse onderzoeker Gerald Crabtree. Volgens hem daalt de intelligentie sinds de mens in grotere gemeenschappen samenleeft en akkers bewerkt. Het intelligentieniveau is nu minder belangrijk dan in de tijd dat mensen nog in kleine groepen door de wildernis trokken. Intellectuele vaardigheden waren toen cruciaal om te overleven. Nu niet meer.
Ontwikkelingsbioloog Crabtree schrijft over zijn bevindingen in het vakblad Trends in Genetics. De menselijke intelligentie hangt af van zo’n 2.000 tot 5.000 genen. Volgens Crabtree is dat erfelijk materiaal erg vatbaar voor mutaties.
Wie zijn hersenen vroeger niet gebruikte, kon zich niet voeden of tegen wilde dieren beschermen. Alleen de slimsten overleefden. Hierdoor steeg de menselijke intelligentie gestaag, aldus Crabtree.
Met de komst en de ontwikkelingen van de landbouw ging men in grotere groepen samenleven. Ook zwakkere individuen werden gesteund. Intelligentie werd minder belangrijk dan je beschermen tegen ziekten, want die komen vaak voor in grote groepen. En zo gebeurde het dat de mens uiteindelijk minder slim werd, aldus Crabtree.
Uit vele andere studies blijkt juist het tegenovergestelde van wat Crabtree nu beweert. Het gemiddelde intelligentiequotiënt zou sinds het begin van de twintigste eeuw van generatie op generatie juist zijn toegenomen, het zogenoemde Flynn-effect.
De vraag lijkt nu: als men steeds dommer wordt, geldt dat dan ook voor het nieuwe onderzoek?