Ik schrijf deze regels op vrijdagochtend. Vanavond zal premier Rutte of een van zijn secondanten gegarandeerd op de televisie verschijnen om uit te leggen, waarom Nederland gaat helpen bij het trainen van de politie in de Afghaanse provincie Kunduz. “Wij mogen de Afghanen niet in de steek laten”, zal hij eraan toevoegen.
Mijn oude Encyclopedia Brittannica zegt over Kunduz het volgende: “Een khanaat en een stad in Afghaans Turkestan. Het khanaat wordt aan de oostzijde begrensd door Badakshan, in het westen door Tashkurgan, in het noorden door de Oxus en in het zuiden door de Hindu Kush. Het wordt vooral bewoond door Oesbeken en is het handelscentrum van een omvangrijk district, waartoe ook Kathagan behoort, waar de beste paarden van Afghanistan worden gefokt.”
Dit is summier en maakt een verouderde indruk. Gelukkig beschikken wij tegenwoordig over internet. De belangrijkste bevolkingsgroepen, leert ons wikipedia zijn Tadzjieken en Pashtuns, maar er wonen ook Turkmenen, Hazara en anderen. Hoe kan het dat waar eens Oesbeken paarden fokten, nu zoveel verschillende bevolkingsgroepen wonen?
Dit rapport geeft enige achtergrond. Sinds de jaren twintig van de vorige eeuw heeft de provincie te maken met migratie van de al genoemde andere bevolkingsgroepen. Aanvankelijk had dat te maken met de nieuw geintroduceerde verbouw van katoen. In de jaren zestig slaagde de toen nog functionerende Afghaanse regering erin het gebied tot de graanschuur van het land te maken met behulp van grote irrigatieprojecten, voorgefinancierd door de Wereldbank. Dit alles ging gepaard met grote conflicten om grondbezit. Een en ander werd nog verergerd door het feit dat de gevestigde boeren vonden dat zij last hadden van nomadische Pashtuns die zich met hun kudden in het beter geïrrigeerde gebied meldden. Veel tegenstellingen hadden in feite te maken met de controle rond de hoge bergweiden, waar het vee in de zomer voedsel vindt. De vroegere Afghaanse koningen waren er voornamelijk mee bezig onderlinge conflicten tussen hun etnisch, religieus en cultureel zo verschillende onderdanen te dempen door partijen tegen elkaar uit te spelen, te bemiddelen enzovoorts. Zo speelden in Kunduz door de bevolking aangewezen bemiddelaars die vervolgens van zijne majesteit een officiële status kregen, een grote rol. Zij zorgden ervoor dat de zaken niet al te erg uit de hand liepen. Dat viel niet mee want de Pashtuns beriepen zich op hun oude erecode, de Pasthunwali , terwijl de Oesbeken vasthouden aan hun eigen tradities. Sinds de inval van het Rode Leger in 1980 bestaat zo’n bemiddelende macht niet meer.
Na deze invasie organiseerde het verzet zich langs etnische lijnen. De Pashtuns sloten zich in het algemeen aan bij de Hisb-I-Islami van de beruchte warlord Hekmetyar, terwijl de Oesbeken, de Turkmenen en de Tadzjieken hun heil zochten bij de Jamial-al-Islami van de even beruchte Rabbani. Naarmate het Rode Leger nadrukkelijker het onderspit dolf, kwam de macht steeds meer in handen van lokale guerillapotentaatjes, die onderling de strijd aangingen om die bergweiden. Mede daardoor moesten zij het afleggen tegen de taliban – tot de Verenigde Staten als gevolg van 9/11 hulp boden.
Dat leidde in Kunduz tot heftige etnische zuiveringen, gericht tegen de Pashtuns, want die werden door de overige bevolkingsgroepen met de Taliban geassocieerd.
De laatste jaren rukken de Taliban weer op ondanks de aanwezigheid van een groot contingent Duitse NAVO-soldaten. De politieke verdeeldheid blijkt steeds nadrukkelijker langs etnische lijnen te verlopen, ook al wordt dit vaak verborgen achter een gordijn van religieus-politieke verschillen. Dit alles leidt tot een groeiende chaos en een paar maanden terug nog is de gouverneur van de provincie opgeblazen.
Voor wie nog meer achtergrond zoekt: de Scandinavische antropoloog Asta Olesen heeft over etniciteit en islam in Afghanistan een interessant, maar door jargon enigzins ontsierd boek geschreven.
Niemand mag mij een Nederland-basher noemen. Ik houd van dit land en ik heb bewondering voor de prestaties van ons volk, maar ik geloof niet dat wij door onze geschiedenis, door onze ervaring of door onze kennis van zaken in Centraal Azië geschikt zijn om in een provincie als Kunduz de politie te trainen. Dat kunnen we niet. Daarvoor weten we te weinig van de werkelijke achtergronden. Daarvoor ontbreekt het ons aan de kennis van de vele lokale talen die in Kunduz worden gesproken (tolken? Door tolken word je als bezettingsmacht belazerd). Net als in Uruzgan kennen we de werkelijke agenda niet en daarom zullen we er meer kwaad dan goed doen.
Vanavond zegt Rutte dus dat we de Afghanen niet in de steek moeten laten. Hij zou eens naar zijn staatssecretaris ontwikkelingshulp Ben Knapen moeten luisteren die zegt dat we alleen maar ontwikkelingsgeld moeten besteden aan dingen die we echt goed kunnen in landen waar je vanwege kennis van zaken iets te zoeken hebben. Van Kunduz hebben Nederlanders helaas te weinig verstand.