Onderwijs is geen collectieve investering meer in het denkniveau van de bevolking
De afschaffing van de studiefinanciering is niet zo maar een bezuinigingsoperatie. Er schuilt een fundamentele verandering in de functie van de universiteit en wetenschap achter. Het is een ideologische ingreep, betoogt Dennis Schep.
Tussen 1807 en 1810 werkten Johann Gottlieb Fichte, Friedrich Schleiermacher en Wilhelm von Humboldt aan de oprichting van een nieuwe universiteit. In de uiteindelijke plannen werd deze universiteit gekenmerkt door een centrale positie voor de filosofie (het enige vakgebied dat in staat werd geacht alle vormen van onderzoek onder één paraplu te verenigen), de vereniging van onderzoek en onderwijs, en een hoge mate van autonomie voor individuele professoren.
Deze autonomie zou de universiteit in staat stellen een essentiële rol te spelen in de Bildung der Nation : anders dan de op beroepsonderwijs gerichte scholen van het oude Pruisen en de louter op kennisoverdracht gerichte universiteiten van de 18e eeuw zou Humboldt’s onderzoeksuniversiteit met haar ongekleurde waarheidsstreven bijdragen aan de ‘spirituele en morele ontwikkeling van de Duitse natie’. Een universiteit die niet alleen kennis produceert, maar ook een mondig en zelf-denkend volk.
Archetype In 1810 werd de Universität von Berlin opgericht, en sinds 1949 gaat ze als Humboldt-Universität door het leven – sinds enkele jaren doe ik er mijn promotie-onderzoek. Tot het einde van de 20e eeuw functioneerde deze universiteit als archetype voor moderne onderzoeksuniversiteiten in de hele wereld. Het op Humboldt’s leest geschoeide model was niet zonder problemen: lange tijd was universitair onderwijs enkel toegankelijk voor de lucky few , en tot ver in de 20e eeuw was de universiteit een bastion van nationalisme, racisme en seksisme. Maar met al haar beperkingen stond de Humboldtiaanse universiteit in dienst van een streven naar waarheid dat ondanks haar idealistische karakter lange tijd de academische vrijheid gewaarborgd heeft en de universiteit tot een hoeksteen van de democratische samenleving heeft gemaakt.
Dit model staat onder druk. Dat heeft vooral te maken met het explosief toenemende aantal studenten: waar in de jaren ’80 ongeveer 20% van de Nederlandse bevolking tussen 18 en 25 jaar in het hoger onderwijs studeerde, heeft dat percentage zich inmiddels meer dan verdubbeld. Dit is een universele trend, die niet alleen te maken heeft met de toenemende toegankelijkheid van het hoger onderwijs, maar ook met de krapte op de arbeidsmarkt, waardoor een diploma voor velen een manier wordt om zich van andere werkzoekenden te onderscheiden. Daarmee worden universiteiten steeds meer tot instituten waar je niet heen gaat om iets te leren, maar om een diploma te behalen.
Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat het aantal werkuren dat in de universiteit aan onderwijs wordt besteed gestaag daalt, terwijl de laag van managers en pr-medewerkers snel toeneemt (in Nederland tussen 2005 en 2010 met respectievelijk 18% en 34%).
Passie Steeds minder docenten, steeds meer studenten, en een steeds kortere studententijd; geen wonder dat meer en meer academici zich over de kwaliteit van het onderwijs beklagen. Daar komt nog bij dat je om te leren tegenwoordig eigenlijk geen universiteit meer nodig hebt: de bestanden van de universiteitsbibliotheek halen het vaak niet bij die van www.libgen.info , en op YouTube zijn betere hoorcolleges te vinden dan op de UvA. Je zou wel gek zijn uit passie of interesse een universitaire studie op te nemen – studeren, dat doe je voor je cv.
Waar de universiteit vroeger gezien werd als plaats waar een kritische houding werd gecultiveerd, verwachten we tegenwoordig dat de universiteit ons vaardigheden bijbrengt die ons helpen een baan te vinden. Daarbij wordt de aansluiting van het hoger onderwijs op het bedrijfsleven tot prioriteit gemaakt, terwijl die aansluiting vroeger juist als bedreiging voor de academische autonomie werd waargenomen. Het Bolognaproces, begonnen in 1999, was bedoeld om de universiteit af te stemmen op economische belangen, waardoor niet-rendabel weten naar de marges verdrongen is. Filosofie – ooit het epicentrum van de universiteit – is een hobbystudie geworden; talenstudies worden samengevoegd en in de kelder verstopt. De primaire functie van de universiteit is niet langer het produceren van kennis en een kritische houding, maar van diploma’s die de deur naar de arbeidsmarkt openen – vandaar dat de universiteit voor iedere afgestudeerde student financieel wordt beloond.
Afschaffing Ik zeg dit alles zonder nostalgie: de vooroorlogse universiteit was een bastion van uitsluiting, en ook in de jaren ’80 waren universiteiten veelal overvol en ondergefinancierd. Hoe dan ook, de verschuivende functie van de universiteit is de achtergrond waartegen we het recente besluit om de studiefinanciering af te schaffen moeten lezen.
In de eerste plaats is het met het oog op de hierboven geschetste ontwikkeling onwaarschijnlijk dat het geld dat met deze maatregel vrij komt ook daadwerkelijk in de kwaliteit van het onderwijs gestoken wordt – vooral omdat niemand lijkt te weten hoe het precies besteed gaat worden. Daarbij betreft het hier een inhaalslag: anders dan in Duitsland en Frankrijk is de groeiende studentenpopulatie in Nederland de laatste jaren niet begeleid door een evenredige toename in het onderwijsbudget. Maar in feite is het kabinetbesluit bovenal een bevestiging van het einde van het Humboldt-ideaal. Wanneer we waarde hechten aan de universiteit als broedplaats van een mondige samenleving is het niets minder dan een schande het studenteninkomen met 279 euro per maand te korten en studeren tot een privilege te maken; maar wanneer een studie niets meer is dan een toegang tot de arbeidsmarkt is het inderdaad niet onlogisch dat de toekomstige werknemer zijn studie zelf betaalt.
Met het afschaffen van de studiefinanciering geeft het kabinet aan dat studeren een individuele investering in de eigen toekomst is, en geen collectieve investering in het denkniveau van de bevolking als geheel. Wat hier op het spel staat is een conflict tussen twee modellen van de universiteit, en met het besluit van Rutte heeft het neoliberale model een belangrijke slag gewonnen.