Twee jaar geleden bestond in de Arabische wereld nog veel respect voor
Turkije. Met zijn retoriek tegen Israël deed Erdogan van zich spreken.
Ook was men onder de indruk van de economische groei in Turkije en de
manier waarop daar met de militairen werd afgerekend. Van die positieve
reputatie is weinig over
Na het uitbreken van de opstand in Syrië waren de Verenigde Staten er als de kippen bij om de rebellen te steunen. Om het oprukken van de vrijemarkteconomie in de wereld te stimuleren. Aan landen waarvan de leiders de economische teugels stevig in handen houden valt immers minder te verdienen. Syrië, met al zijn staatsondernemingen, is zo’n land. De VS zien de komst van een soennitisch islamitisch bestuur als een garantie voor de overgang naar een vrijemarkteconomie in Syrië. Waar dat heilige vertrouwen vandaan komt is onduidelijk. Wellicht komt het omdat de soennitische Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) in Turkije zoveel werk maakt van privatisering.
Verder zijn de betrekkingen van al-Assad met Iran uiteraard een steen des aanstoots voor Washington en haar Europese bondgenoten. Om dezelfde reden besloten Saoedi-Arabië en Qatar, gezworen vijanden van Iran, eveneens om het Vrije Syrische Leger (FSA) te steunen. Dat 300 groepen binnen het FSA al-Qaeda nogal hoog hebben zitten geldt daarbij niet als bezwaar. Om aan kritiek daaromtrent te ontkomen verklaarde de Amerikaanse regering onlangs dat haar inlichtingendienst CIA niet helemaal zeker weet welke Syrische rebellen wapens krijgen. Dat klinkt verre van geloofwaardig. Helemaal achterlijk zijn ze in het CIA hoofdkwartier in Langley, Virginia nu ook weer niet. De New York Times weet in ieder geval beter. (1)
Al-Assad versterkt de PKK Turkije draagt de Syrische rebellen om nog andere redenen een warm hart toe. Het perspectief van een nieuw soennitisch en pro-Turks regime in Syrië sluit namelijk haarfijn aan bij de neo-Ottomaanse droom over een leidende en controlerende rol van Turkije in de regio. Om dat te bereiken is Ankara maar al te bereid om een cruciale rol te spelen bij het doorsluizen van (militaire) hulpmiddelen naar het soennitische FSA. Tegelijkertijd is Turkije, als enig buurland van Syrië in de coalitie tegen al-Assad, erg gevoelig voor een tegenreactie. Er werd al een tijd over gespeculeerd dat de Syrische regering terug zou kunnen slaan via de Koerdische PKK. Die organisatie zorgde in de jaren negentig al voor frictie tussen Turkije en Syrië, toen de al-Assad-kliek onderdak bood aan PKK-leider Abdullah Öcalan. Later kreeg Syrië een betere relatie met Turkije. En een slechtere met de PKK. Ook die situatie behoort echter al weer tot het verleden.
Er zijn verschillende Koerdische organisaties in Syrië en die kiezen zeker niet allemaal voor de PKK. Ook het regionale Koerdische bestuur in Noord-Irak van president Massoud Barzani kent veel invloed onder Syrische Koerden. Een ding deelden de Koerden in Syrië lang met elkaar: ze hadden het niet best onder al-Assad. Turkije herkende in dat gegeven mogelijkheden om hen voor het karretje te spannen tegen al-Assad. In dat kader moet de druk worden begrepen die de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Ahmet Davutoglu verleden jaar op de Syrische president uitoefende om zijn Koerden beter te behandelen.
Al-Assad gaf geen gevolg aan de oproep van Davutoglu. In plaats daarvan reageerde hij op de Turkse steun aan het FSA door de positie van de PKK in Syrië te versterken. Daartoe liet hij onder andere gevangen PKK-leden vrij en bood hij anderen het Syrische staatsburgerschap. Toen al-Assad onlangs besloot om de Koerden in het grensgebied met Turkije zelfbestuur te geven, kreeg de sterkere positie van de PKK in Syrië zijn volle betekenis. Vooralsnog kan de PKK alleen de bergen in Noord-Irak als uitvalbasis gebruiken voor aanvallen op Turkse doelen, maar in de nieuwe situatie zal dat ook vanuit Noord-Syrië mogelijk zijn. In sommige Koerdische dorpen in Noord-Syrië werd de PKK-vlag al gehesen. De Turkse premier Erdogan reageerde des duivels en interpreteerde de manoeuvre van al-Assad als ‘steun aan terroristen’. Dat hij zelf via het FSA wapens uitdeelt aan terroristen van al-Qaeda liet hij uiteraard buiten beschouwing.
Het fiasco van het Turkse buitenlandbeleid Evenmin heeft Erdogan het over het falen van zijn buitenlandminister Ahmet Davutoglu. Als gevolg van conflicten met Armenië, Cyprus, Irak, Iran en Israël transformeerde het ooit geprezen zero-conlictbeleid van Turkije onder zijn verantwoordelijkheid tot een multi-conflictbeleid. Syrië is een verhaal apart. Uitgaande van het beginsel dat buitenlandbeleid in de eerste plaats wordt gevoerd vanuit nationale belangen, is het de vraag wat Turkije wijzer is geworden van de steun aan het FSA. De mogelijkheid dat Turkije voortaan ook vanuit Noord-Syrië door de PKK wordt aangevallen kan Davutoglu onmogelijk als een geslaagd beleid verkopen aan de Turkse nationalisten. Zij dringen dan ook aan op zijn vertrek. Niet uitgesloten dat het daarvan komt, een naam van zijn opvolger circuleert al in de Turkse media.
Buiten Turkije groeien de twijfels over het Turkse buitenlandbeleid eveneens. Twee jaar geleden bestond in de Arabische wereld nog veel respect voor Turkije. Met zijn retoriek tegen Israël deed Erdogan van zich spreken. Ook was men onder de indruk van de economische groei in Turkije en de manier waarop daar met de militairen werd afgerekend. Van die positieve reputatie is weinig over. Niet in de laatste plaats omdat Erdogan vaak hoog van de toren blaast, maar zijn woorden vervolgens geen gestalte kan geven. Neem zijn reactie op het drama met de Mavi Marmara in 2010, waarbij Israëlische militairen negen Turken doodschoten. Hij kondigde toen aan om zelf mee te varen op een schip met hulpgoederen voor Gaza. Dan zou de Turkse marine de Israëliërs wel eens mores leren. Nooit meer iets over gehoord. Het bleef bij een halfzachte eis tot excuses, waar Israël maling aan had. Weinig indrukwekkend. Dat sommige Palestijnse groepen ondertussen zeggen voor al-Assad te zullen vechten mocht Turkije tot een open oorlog in Syrië besluiten, is veelzeggend.
Nadat een Turks gevechtsvliegtuig in juni nabij Syrië was neergestort ging het al net zo. Wat er precies gebeurde moet nu nog blijken, mogelijk ging het zelfs om een ongeluk. Maar het toestel lag nog maar net in zee en Erdogan slingerde al een dosis dreigementen tegen Syrië de wereld in die zijn weerga niet kende. Hij ging er zonder meer vanuit dat hij de Amerikaanse president Obama naar aanleiding van het incident kon verleiden tot een open oorlog in Syrië. Erdogan was daar zo zeker van dat hij alvorens met Obama te praten al zei dat al-Assad met gelijke munt terugbetaald zou worden. Toen vervolgens bleek dat Obama niets voelde voor een open oorlog in Syrië, kon hij geen gevolg geven aan zijn boute uitspraken. Zo wordt je in het Midden-Oosten al snel beschouwd als een hard blaffende hond die niet durft te bijten. Daardoor is het de vraag hoe serieus Erdogan moet worden genomen nu hij nogmaals zegt in te zullen grijpen in Syrië, deze keer naar aanleiding van de Koerdische autonomie en de versterkte positie van de PKK aldaar. Het enige hieraan verbonden strategische voordeel is dat het als een volsagen verrassing in Syrië zou komen wanneer Erdogan voor de verandering eens wel de daad bij het woord voegt.
Barzani’s deal met de Democratische Unie van Koerdistan Dat al-Assad zich van de PKK zou bedienen om Turkije een lesje te leren was voorspelbaar. Dat hij de Koerden in Noord-Syrië autonomie zou geven iets minder. Een totale verassing was echter dat president Barzani namens het regionale Koerdische bestuur in Noord-Irak een overeenkomst sloot met de Democratische Unie van Koerdistan (PYD) in Syrië. Deze Koerdische organisatie kreeg via al-Assad controle over verschillende Syrische districten nabij de Turkse grens en staat verre van afwijzend tegenover de PKK. Het klonk als een donderslag bij heldere hemel in Ankara. Vooral omdat de verstandhouding met Barzani recentelijk erg goed was. Zo kwamen de Turkse regering en Barzani niet al te lang geleden nog tot afspraken over de leverantie van olie uit Noord-Irak. Een saillant detail van deze overeenkomst was dat de centrale regering in Bagdad van de sjiitische premier Nouri al-Maliki er royaal bij gepasseerd werd. Dat de Turkse regering in een conflict is verwikkeld met al-Maliki, die op zijn beurt niet op slechte voet staat met al-Assad, is hierbij uiteraard niet zonder betekenis.
Door de overeenkomst tussen Barzani en de PYD ligt een nauwe samenwerking tussen de autonome Koerdische gebieden in Noord-Irak en Noord-Syrië voor de hand en daarmee manifesteren zich de contouren van een Koerdische staat in wording. Dat zou een aardige stimulans voor de Turkse Koerden betekenen en ook daar zit Ankara niet op te wachten. Hoogste tijd dus voor crisismanagement. Daartoe trok buitenlandminister Ahmet Davutoglu deze week naar Noord-Irak om met Barzani te spreken. Een nietszeggende persverklaring was het resultaat. (2)
Goede vraag natuurlijk wat Barzani, die niet bekend staat als PKK-vriend, tot een overeenkomst met de PYD bewoog. Het zou een poging kunnen zijn om terrein terug te winnen op de PKK. Merkwaardig natuurlijk dat hij dit doet door aan te pappen met een organisatie die sympathiseert met de PKK, maar wellicht redeneert Barzani dat in het hol van de leeuw de meeste winst te behalen valt. Verder lijkt hij via zijn overeenkomst met de PYD aan Turkije te willen tonen hoe sterk hij zich voelt. Zijn niet van arrogantie gespeende keuze om Erdogan vooraf in het ongewisse te laten over zijn overeenkomst met de PYD wijst in die richting.
Hoe zal het verder lopen? Zal Turkije uiteindelijk alsnog besluiten tot een militaire campagne in Syrië? Het zou de geloofwaardigheid van Erdogan zeker goed doen. Het is alleen de vraag of hij het aandurft zonder toestemming van Obama. En die heeft momenteel wel andere zaken aan zijn hoofd. Zoals Mitt Romney, die zich absoluut geen zorgen lijkt te maken over de Amerikaanse verkiezingen in november. Bovendien zou een open oorlog in Syrië, ondanks de militaire superioriteit van Turkije, langer kunnen duren dan Erdogan lief is. Al-Assad beschikt over meer flexibiliteit dan menigeen voor mogelijk hield. Niemand twijfelt er over dat zijn dagen geteld zijn, maar dat hoorde je een jaar geleden ook al.
Het lijdt in ieder geval geen twijfel dat Turkije door zal gaan met het leveren van wapens aan de Syrische rebellen. Gezien de recente bereidverklaring van het FSA om de PKK in Noord-Syrië te bestrijden wanneer al-Assad eenmaal is uitgeschakeld, zal dat voor Turkije een hogere prioriteit kennen dan ooit tevoren.
Van Peter Edel verscheen onlangs De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (Uitgeverij EPO, Antwerpen). Volg Peter Edel ook op Twitter